NEUROLOGISCHE TAAL- EN SPRAAKSTOORNISSEN
COGNITIEF-LINGUÏSTISCHE STOORNISSEN BIJ SPINOCEREBELLAIRE ATAXIE
TYPE 2 : CASUSBESCHRIJVING VAN DRIE GEZINSLEDEN
Griet Vandooren (1,3), Ria Van den Berghe (1) & Erik Robert (2,3)
(3) Postgraduaat Neurologische Taal- en Spraakstoornissen Gent
Spinocerebellaire ataxie type 2 (SCA2) is een zeldzame autosomaal dominant erfelijke progressieve atactische aandoening. Dit werk bestaat uit de bespreking van drie getroffen gezinsleden die we cognitief-linguïstisch onderzocht hebben. We hebben willen nagaan in hoeverre zij voldoen aan de in de literatuur vermelde cognitief-linguïstische kenmerken van de aandoening. We komen tot de bevinding dat deze mensen opvallende stoornissen vertonen in auditief geheugen, onafhankelijk van klinische ernst, aantal CAG- herhalingen in het SCA2-gen, onsetleeftijd of ziekteduur, en dat er daarnaast aanwijzingen zijn voor executieve functiestoornissen en bradyfrenie die daarentegen wel lijken samen te hangen met de klinische ernst. Onze resultaten zijn deels in overeenstemming en deels in tegenspraak met de literatuur. Deze bijdrage kan voor de lezer een kennismaking zijn met deze zeldzame aandoening en een stimulans om op logopedisch vlak niet alleen stil te staan bij de dysartrie en dysfagie die deze aandoening met zich meebrengt, maar ook bij de minder opvallende stoornissen op cognitief en linguïstisch vlak.
lijke progressieve atactische aandoeningen. SCA2 wordt
veroorzaakt door een pathologische verlenging van het
aantal cytosine-adenine-guanine (CAG)-herhalingen in een gemuteerd gen op chromosoom 12 (Velazquez-Perez et al., 2007). Neuropathologisch wordt SCA2 ge-
Inleiding
kenmerkt door olivopontocerebellaire atrofie (OPCA).
Tekenen van de ziekte beginnen meestal maar op vol-
SCA2 is een autosomaal dominant erfelijke progres-
wassen leeftijd en omvatten voornamelijk progressieve
sieve atactische aandoening. Neuropathologisch wordt
ataxie, dysartrie, tremor, hyporeflexie en trage sacca-
de aandoening gekenmerkt door olivopontocerebellaire
dische oogbewegingen. Dementie of cognitieve aan-
atrofie (OPCA). Reeds in 1891 werd OPCA door Menzel
tasting kunnen deel uitmaken van het klinisch beeld
beschreven. De term OPCA werd in 1900 geïntroduceerd
(Moretti et al., 2004; Ramocki, Chapieski, Mc Donald,
door Dejerine en Thomas. Wadia en Swami beschreven
Fernandez & Malphrus, 2008). Ook dysfagie is een vaak
in 1971 een vorm van ataxie met trage saccaden in India.
voorkomend symptoom bij SCA2. Soms kan SCA2 zich
Er wordt aangenomen dat dit de eerste beschrijving was
uiten als familiaal parkinsonisme. Dit wordt voorname-
van wat men later SCA2 is gaan noemen (Estrada et al.
lijk gezien bij patiënten met kortere CAG-herhalingen
1999; Lastres-Becker, Rüb & Auburger, 2008). In 1989 be-
(Gwinn-Hardy, 2000; Shan et al., 2001; Lu, Wu Chou,
schreven Orozco et al. een grote familie met gelijkaardige
Kuo, Chang & Weng, 2004). Het parkinsonisme kan
kenmerken in Cuba (Storey, Forrest, Shaw, Mitchell & Mc-
aanwezig zijn zonder (Shan et al. 2001) of samen met
Kinley Gardner, 1999). Vanaf de jaren ’90 begon de iden-
lichte (Gwinn-Hardy, 2000) cerebellaire tekenen. Leroi
tificatie van de genetische loci die verantwoordelijk zijn
et al. (2002) vonden dat 77% van de patiënten met ce-
voor de verschillende autosomaal dominante cerebellaire
rebellaire degeneratieve aandoeningen een psychiatri-
ataxieën. Men noemt de aandoening sindsdien spinocere-
sche problematiek vertoonden. De meest voorkomende
bellaire ataxie (SCA) en men nummerde de subtypes chro-
waren depressieve stoornissen, persoonlijkheidsveran-
nologisch naarmate het verantwoordelijke gen ontdekt
werd. Tot op heden zijn er reeds meer dan 30 subtypes ontdekt. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tot
SCAs zijn zeldzame aandoeningen. Epidemiologische
op heden bekende spinocerebellaire ataxieën.
studies uitgevoerd in verschillende Europese regio’s von-den prevalenties van 0,9 tot 3,0 per 100000 (Klockgether,
Algemene kenmerken
2008). SCA2 is de op één na meest voorkomende vorm
De spinocerebellaire ataxieën zijn een genetisch en kli-
van SCA en staat in voor ongeveer 12% van de gevallen in
nisch heterogene groep van autosomaal dominant erfe-
Europa en China (Moretti et al. 2004). NEUROLOGISCHE TAAL- EN SPRAAKSTOORNISSEN
Tabel 1 : overzicht van de tot op heden bekende spinocerebellaire ataxieën (Nashatizadeh, 2008 en Gwinn-Hardy et al., 2000). Onsetleeftijd Ziekteduur (in jaren) of Onderscheidende kenmerken (in jaren) levensverwachting Trage saccaden, neuropathie, dementie
Piramidale tekenen, parkinsonisme, amyotrofie, neuropathie
Normale levensverwachting Sensorische axonale neuropathie
Vroege onset, puur cerebellair, traag verloop
Puur cerebellair, soms episodisch, milde neuropathie, prominente
Pigmentaire retinopathie, blindheid, gehoorverlies
Normale levensverwachting Milde neuropathie, pyramidale tekenen, later spasticiteit
Normale levensverwachting Puur cerebellair, hyperreflexie, traag verloop
Tremor, hyperreflexie, dementie laat in het ziekteproces
Normale levensverwachting Mentale retardatie, pyramidale tekenen
Axiale myoclonus, cognitieve achteruitgang, pure ataxie in sommige
Tremor, absence, E-aanvallen, dysfagie, dementie laat in het ziekte-
Normale levensverwachting Neuropathie, spieratrofie, verlies van sensoriek gevolgd door cerebel-
Milde ataxie, cognitieve beperking, myoclonus, posturale tremor
Palatale tremor, dysfonie, verkalking nc. dentatus
Hyporeflexie, cognitieve beperking, rigiditeit, posturale tremor
Puur cerebellair, hyporeflexie, trage progressie
Verlies van sensoriek, piramidale tekenen, hyporeflexie
Piramidale tekenen, myoclonus, horizontale macrosaccadische oscil-
Sensorische neuropathie, ernstige cerebellaire atrofie
Ophtalmoparese, hyperreflexie, nystagmus, late-onset ptosis
do-luysian atrofieEpisodische ataxie-1 2-15
Myokymie, door oefeningen geïnduceerde aanvallen die seconden tot
Nystagmus, vertigo, late-onset ataxie, E-aanvallen die minuten tot
Vertigo, tinnitus,E- aanvallen duren minuten tot uren
Nystagmus, vertigo, late-onset ataxie, E- aanvallen duren minuten tot
E-aanvallen, migraine, alternerende hemiplegie
Dysartrie, vermoeidheid, aanvallen duren uren tot dagen
Ledematendystonie, paresthesieën, hoofdpijn, spastische paraplegie
NEUROLOGISCHE TAAL- EN SPRAAKSTOORNISSEN
SCA2 is een autosomaal dominant erfelijke aandoening.
In dit werk beschrijven we drie getroffen gezinsleden. We
Er is een verlengde CAG trinucleotide herhaling op chro-
willen nagaan in hoeverre zij voldoen aan de in de litera-
mosoom 12. De normale range van CAG-herhalingen
tuur vermelde kenmerken van SCA2, vooral specifiek op
daar bedraagt 14 tot 31. De overgrote meerderheid van
de gezonde personen heeft er 22. Bij SCA2 vindt men 34 tot meer dan 200 CAG-herhalingen (Cancel et al., 1997;
Geschwind et al., 1997; Gambardella et al., 1998; Giunti
De laatste jaren is er een groeiende interesse voor cogni-
et al., 1998; Wadia et al., 1998; Klockgether et al., 1998;
tieve functies in erfelijke ataxieën (Manto & Lorivel 2009).
Kim et al., 1999; Saleem et al., 2000; Tang et al., 2000;
De gegevens over prevalentie en ernst van cognitieve
Sinha et al., 2004; Babovic-Vuksanovic, Snow, Patterson
dysfunctie die in de literatuur te vinden zijn, variëren
& Michels, 1998; Mao et al., 2002; Moretti et al., 2004). In
de intermediaire range van 32 en 33 herhalingen is het eventuele fenotype onzeker. Expansie tot in de patholo-
Volgens Daum (1995) vertoonden SCA2-patiënten een
gische range kan gebeuren binnen de twee generaties
gebrekkige set-shifting bij het opnoemen van woorden
(Furtado et al., 2004). Er is een sterke negatieve relatie
uit alternerende semantische categorieën, wat wijst op
tussen het aantal CAG-herhalingen en de onsetleeftijd :
executieve problemen. Geschwind et al. (1997) vonden
hoe meer CAG-herhalingen, hoe vroeger de ziekte zich
dat dementie aanwezig is in 6 van de 16 door hen bestu-
manifesteert. Omdat het aantal herhalingen de neiging
deerde SCA2-patiënten. Ze vermeldden er wel bij dat al
heeft om toe te nemen bij overdracht van de ene genera-
deze patiënten behoorden tot één familie en dat dit ook
tie op de volgende is er vaak een trend van steeds vroe-
de enige personen met dementie uit hun proefgroep wa-
ger ziektebegin bij opeenvolgende generaties. Dit wordt
ren. Gambardella et al. (1998) beschreven een vroege en
anticipatie genoemd (Klockgether 2008). Saleem et al.
selectieve uitval van executieve functies, hetgeen bleek
(2000) vonden dat het aantal CAG-herhalingen ook toe-
uit de afname van de Wisconsin Card Sorting Test in
neemt met de geboortevolgorde van de leden van een-
17 patiënten met SCA2. Dit was al merkbaar bij licht tot
matig atactische patiënten. Dit was niet het resultaat van algemene intellectuele achteruitgang of psychiatrische
SCAs komen meestal tot uiting op volwassen leeftijd,
problemen aangezien alle patiënten normale scores
maar door anticipatie is begin op kinderleeftijd niet uitge-
haalden op andere neuropsychologische en psychiatri-
sloten. Sasaki et al. (1996) vonden dat de progressiesnel-
sche tests. Giunti et al. (1998) vonden in hun populatie
heid en de ernstgraad correleerden met de onsetleeftijd.
van 53 SCA2-patiënten 7 personen met dementie, waar-
Patiënten bij wie de ziekte zich manifesteerde rond hun
van vijf van hen tot één familie behoorden. De dementie
40ste vertoonden een langzaam progressieve ataxie met
bij deze patiënten werd merkbaar na een gemiddelde
enkele bijkomende tekenen. Patiënten bij wie de ziekte
ziekteduur van 22,6±7 jaar (range 13-29 jaar). Trojano et
begon in de derde levensdecade daarentegen toonden
al. (1998) vonden een significante relatie tussen klinische
een snellere progressie, ernstigere beperking en meer
ernst en verbale geheugentaken in 15 SCA2-patiënten.
Ook het aantal CAG- herhalingen was significant ver-bonden met het verval in verbale intelligentie en korte
Er bestaat nog steeds geen echte behandeling voor SCA
termijn geheugen in SCA2-patiënten. Wadia et al. (1998)
(Matilla-Duenas 2008). De huidige behandeling is voor-
stellen echter dat mentale achteruitgang weinig frequent
alsnog symptomatisch (Schöls, Bauer, Schmidt, Schulte
is en slechts duidelijk wordt in een gevorderd ziektesta-
& Riess, 2004). Extracerebellaire symptomen kunnen
dium. Bürk et al. (1999) stelden bij maar liefst bijna 25%
eventueel behandeld worden met amantadine/levodopa/
van hun proefgroep (17 personen met SCA2) dementie
dopamine-agonisten (Manto 2005). Volgens Schöls et al.
vast, gedefinieerd als een score <23 op de MMSE. Alle pa-
(2004) worden gang-, houding- en ledematenataxie best
tiënten uit hun proefgroep bleken evenwel een gemeen-
behandeld met fysiotherapie en vereisen dysartrie en
schappelijke voorouder te hebben, waardoor die proef-
dysfagie logopedische behandeling. Shiga et al. (2002)
groep waarschijnlijk niet representatief is. Maar ook
vonden een significante verbetering van de rompataxie
bij de niet-demente personen vonden ze stoornissen in
bij spinocerebellaire degeneratie na transcraniële mag-
verbaal geheugen en executieve dysfuncties. Ze vonden
netische stimulatie, maar helaas meer bij patiënten met
dat de testprestaties samenhingen met de ziekteduur en
vnl. cerebellaire degeneratie dan bij patiënten met dege-
niet met het aantal CAG-herhalingen of met de leeftijd bij
neratie van het OPCA-type (zoals in SCA2).
onset. Dit wijst op een gradueel toenemende cognitieve
NEUROLOGISCHE TAAL- EN SPRAAKSTOORNISSEN
aantasting onafhankelijk van het aantal CAG-herhalin-
relatie aantonen tussen het cerebellum en de frontale
gen. Storey et al. (1999) onderzochten 8 SCA2-patiënten
cortex (Kim et al. 1994, vermeld in Bürk 2007).
uit één familie. Ze vonden duidelijke frontaal-executieve
Veel auteurs melden dus toch enige vorm van cognitieve
dysfuncties in 5 van de 6 geteste personen, niettegen-
stoornissen. Stoornissen in verbaal geheugen, executie-
staande MMSE-scores >24. Tang et al. (2000) vermelden
ve functies en ook dementie worden het vaakst vermeld,
dementie bij 5 van hun 12 SCA2-patiënten. Le Pira et al.
al dan niet in relatie tot ziekte-duur, klinische ernst of
(2002) onderzochten 18 SCA2-patiënten en vonden een
significante cognitieve beperking. Vooral verbaal leren en geheugen waren significant slechter bij SCA2-patiënten
Methodologie :proefpersonen en testbatterij
in vergelijking met normalen. Korte termijn en lange
In wat volgt beschrijven we de drie proefpersonen en de
termijn verbaal geheugen waren significant gestoord,
daar waar dat niet het geval was voor herkenning. Dit suggereert eerder een ophaalprobleem dan een opslag-
Onze proefgroep bestaat uit drie gezinsleden met SCA2 :
probleem. Ook executieve functies bleken gestoord en
vader J. (57 jaar), dochter S. (29 jaar) en zoon F. (24 jaar).
de patiënten bleken ook significant lagere scores te be-
S. en F. zijn de enige twee kinderen van J. en zijn echtge-
halen op een test voor nonverbaal abstract redeneren.
note. Het gezin is gekend op onze dienst omdat de twee
De cognitieve status was deels gerelateerd aan de klini-
eerste auteurs sinds april 2008 aan huis gaan bij het ge-
sche ernst eerder dan aan ziekteduur of leeftijd bij onset
zin, voor logopedie bij J. in het kader van zijn dysartrie en
van de symptomen. Dit is in tegenstelling met Bürk et
al. (1999) die vonden dat de prestatie van personen met
Hiernaast staat een tabel met de samenvatting van de
SCA2 op neuropsychologische tests samenhangt met
de ziekteduur en niet met het aantal CAG-herhalingen.
We wilden nagaan of deze mensen ook cognitieve stoor-
Bürk et al. (2003) vonden lichte aantasting van het ver-
nissen vertonen, zoals in de literatuur beschreven wordt.
Als logopedisten hebben we ons beperkt tot het testen van cognitief-linguïstische functies. Deze drie personen
De verklaring van de voorkomende cognitieve problemen
werden bij hen thuis getest door de eerste auteur. Ze on-
is vooralsnog niet duidelijk. Bürk (2007) zet een aantal
dertekenden hiervoor een geïnformeerde toestemming.
mogelijke oorzaken op een rij :· De cholinergische hypothese : naar analogie met de
ziekte van Alzheimer werden er bij SCA1 aanzienlijk
· Mini Mental State Examination (Folstein et al., 1975)
verminderde cholinergische marker enzymen gevon-
· Controlled Oral Word Association Test (originele versie
den. Aangezien SCA1 en SCA2 in menig opzicht sterk
Benton, 1961; Vlaamse versie Lannoo, E. en Vinger-
op elkaar lijken moet deze hypothese misschien ook in
hoets, G., 1997) (= semantische en fonologische verbal
overweging worden genomen voor SCA2.
· Degeneratie van de frontale kwab kan een verklaring
· Graded Naming Test (Mc Kenna en Warrington, 1983)
zijn voor de soms optredende executieve dysfuncties.
(= benoemen, stijgende moeilijkheidsgraad)
· Degeneratie van subcorticale structuren, zoals in sub-
· Coetsier Story Recall Test, Vlaamse versie (Miatton,
corticale dementie. Dit concept is gebaseerd op de on-
M., Wolters, M., Lannoo, E. & Vingerhoets, G., 2004)
derbreking van een cortico-striato-thalamische loop
( = auditief geheugen : verhaal navertellen)
op het niveau van het striatum of de thalamus, wat leidt
· Auditory Verbal Learning Test (originele versie Rey, A,
tot frontale dysfunctie hoewel de frontale kwab mor-
1964; Vlaamse versie – vorm A, Lannoo, E. & Vinger-
fologisch intact kan zijn. Striatale degeneratie is niet
typisch bij SCA2, maar degeneratie van de thalamus
· Digit span uit de Wechsler Adult Intelligence ScaleIII
· Onderbreking van cerebrocerebellaire verbindingen.
· Alternerende verbal fluency uit de Cognitief-Linguïsti-
De feedbackcomponent van deze verbindingen bestaat
sche Test (Paemeleire, F., 2008) (= executieve functies)
uit een projectie van de nc. dentatus op de prefrontale
· De letterdetectietaak uit de Vlaamse DementieBatterij
cortex. De hypothese van een onderbroken cerebroce-
(Werkgroep Klinische Geronto-Psychologie o.l.v. Van de
rebellair circuit wordt ondersteund door functionele
Ven, L., 1998) (= auditieve volgehouden aandacht)
beeldvormingsstudies die cerebellaire activatie aanto-
· Stroop Kleur-Woord Test (Hammes, J.G.W., 1978)
nen tijdens executieve taken en aldus de functionele
(= executieve functies en volgehouden aandacht)
NEUROLOGISCHE TAAL- EN SPRAAKSTOORNISSEN
Tabel 2 : gegevens van de proefpersonen. Leeftijd en geslacht Aantal CAG-herhalingen Onset-leeftijd Scholingsgraad Geschatte premorbide IQ (a.h.v. NLV1) Premorbide functioneren Huidige ernstgraad en huidig Ernstig. Ernstige ataxie en dys- functioneren
1 Nederlandse Leestest voor Volwassenen. Opm. : Uit de normering van de NLV bleek dat het geschatte IQ met de NLV gemiddeld 6 punten lager lag dan het VIQ
Resultaten van de cognitief-linguïstische testing
nen (bijv. zoon F.). Maar al die tijd bleef J. geconcentreerd
Hier bespreken we de resultaten van onze proefperso-
luisteren en miste hij geen enkele doelklank. Deze taak
nen. Waar nodig hebben we uit de ruwe scores Z-scores
is genormeerd bij personen die enkele jaren ouder zijn
berekend. Deze geven aan hoeveel standaarddeviaties
dan J. (60-69 j.). Ten opzichte van deze normgroep haalt
een bepaalde score afwijkt van het gemiddelde. Een Z-
J. een normale score. Hieruit en uit de observatie van
score met een absolute waarde groter dan twee werd als
zijn goede concentratie tijdens de testafname zijn we
pathologisch beschouwd. Verder vindt u in tabel 3 een
geneigd te besluiten dat zijn auditieve volgehouden aan-
overzicht van die resultaten. Pathologische resultaten
Voor wat de Stroop Kleur-Woord Test betreft zijn de sco-
res duidelijk minder goed. We geven enkele opvallende
MMSE : 18/30. Dit is zeer zwak. J. valt uit op 4 van de
10 oriëntatievragen (seizoen, dag, datum en verdieping),
· Zelfs bij de leeskaart (kaart I) maakte J. meerdere fou-
haalt maar 2/5 voor aandacht (1/5 voor achtereenvol-
ten (6) waarbij hij een andere kleur zei dan degene die
gens 7 aftrekken en 2/5 voor achterwaarts spellen), haalt
er te lezen stond, wel telkens met zelfcorrectie. Er wa-
slechts 1/3 voor uitgestelde reproductie, haalt slechts
ren 2 perseveratieve fouten en 4 andere fouten. Er lijkt
2/3 voor begrip (m.i. te wijten aan falend geheugen: her-
hier een selectieprobleem te zijn, waarbij niet alleen
innerde zich het derde deel van de drieledige opdracht
de correcte kleur maar ook andere kleuren geactiveerd
niet meer), is niet in staat om op vraag een betekenisvolle
worden waardoor J. fouten maakt. De zelfcorrectie
zin te formuleren, haalt 0/1 voor constructieve vaardig-
wijst ons inziens op goede feedback en voldoende vol-
heid (opm.: te relativeren : ernstige motorische moeilijk-
gehouden aandacht. J. deed heel lang over deze taak
(149 s). We moeten hier wel opmerken dat zijn habitu-ele leessnelheid ook eerder traag is ( omwille van de
Letterdetectie (auditieve volgehouden aandacht): ging
dysartrie !) : slechts 1,4 lettergrepen per seconde. Dat
goed. De letters moesten door de proefleider iets tra-
is ongeveer 2,5 keer trager dan een normale leessnel-
ger dan normaal worden aangeboden omdat J. door de
heid (rustig leestempo van de eerste auteur). Als we
ataxie anders problemen had met het op tijd tikken. Hier-
zijn tijd delen door die 2,5 bekomen we 60 s. Dat is 9 s
door duurde deze taak wat langer dan bij andere perso-
trager dan zijn zoon F. (die verder voor kaarten II en III
NEUROLOGISCHE TAAL- EN SPRAAKSTOORNISSEN
eerder zwakke maar geen pathologische scores haal-
Op de Coetsier Story Recall Test (onmiddellijke en uitge-
de). Deze kaart is niet genormeerd, dus kunnen we er
stelde reproductie van een auditief aangeboden verhaal)
moeilijk verdere conclusies uit trekken.
werd zwak gescoord ! J. herinnert zich bij de onmiddel-
· Ook bij de kleurenbenoemkaart (II) maakte J. veel fouten,
lijke reproductie slechts 2 informatie-eenheden en con-
waarbij hij telkens een andere kleur noemde dan diegene
fabuleert er 2 bij. Bij uitgestelde reproductie herinnert hij
die er afgebeeld stond. Er waren 4 perseveraties en 14
zich geen enkele van de informatie-eenheden! Hij weet
andere fouten. Maar ook hier weer telkens met zelfcor-
enkel nog héél vaag over welk thema het verhaal ging
rectie. Hier dus ook weer hetzelfde selectieprobleem als
(“het verkeer”) en confabuleert er nog iets bij. Dit geeft
bij lezen, met goede feedback en volgehouden aandacht.
een score 0. Door de zeer grote standaarddeviatie bij de
J. deed opnieuw zeer lang over de taak: 217 s. (gemid-
normen van deze test bekomen we Z-scores die wel pa-
delde= 58,9 s). Maar ook hier moeten we opmerken dat
thologisch zijn (-1,95 en -2,29), maar die nog veel meer
J.’s trage spreektempo een vertekend beeld kan geven.
uitvallen dan we op basis van de kwalitatieve analyse ver-
Zijn habituele spreeksnelheid in spontane spraak is on-
geveer 2 lettergrepen per seconde. Dat is half zo snel als normaal. Als we zijn tijd nu dus delen door 2 bekomen we
Op de Cntrolled Word Association Test (fonologische
108,5 s. Dat is nog steeds een zeer slechte score (Z-score
en semantische verbal fluency) waren er pathologisch
6,79) en duidelijk pathologisch. We kunnen ons inziens.
zwakke scores voor semantische verbal fluency en zwak-
ke scores maar niet pathologisch voor fonologische ver-
· Bij kaart III maakte J. 23 fouten waarvan hij er 17 zelf
corrigeerde. 22 van de 23 waren interferentiefouten waarbij J. het woord las i.p.v. de kleur noemde. Dit wijst
Op de alternerende verbal fluency uit de Cognitief-Lingu-
op een slechte inhibitie van de automatische neiging
istische Test werd zeer slecht gescoord ! J. maakt zeer
tot lezen en dus op executieve functiestoornissen. Er
veel perseveratieve fouten en enkele regelfouten. Dit
was ook 1 perseveratie. Ook hier lag het tempo weer
zeer laag: 402 s. Opnieuw gecorrigeerd voor de trage spreeksnelheid (delen door twee) geeft dit 201 s, wat
We stelden op de Graded Naming Test een pathologisch
nog steeds duidelijk pathologisch is (Z-score 4,74).
zwakke score vast. Hier werden geen duidelijke woord-
Dus naast de executieve problemen is er hier ook weer
vindingsstoornissen geobserveerd. Het ging ons inziens
over een eerder zwakke woordenschat. Enkele visueel-
· De interferentiescore (III-II) bedraagt 185 s. Opnieuw
gnostische fouten, enkele neologismenen enkele se-
gecorrigeerd voor de trage spreeksnelheid geeft dit
mantisch verwante woorden werden vastgesteld. Bij ge-
92,5, wat ook weer nog steeds duidelijk pathologisch
wone logopediesessies hebben we bij J. echter wel al af
is (Z-score 2,86), wijzend op executieve functiestoor-
en toe eens een woordvindingsprobleem geobserveerd.
nissen: problemen met inhibitie van de automatische neiging tot lezen.
Casus S. MMSE : 26/30. Pathologische score. Patiënt wist de pro-
Digit span (werkgeheugen): vooruit haalt J. één keer 5
vincie niet, en haalde 0/3 voor woordgeheugen.
cijfers, een tweede keer lukt dit niet. Vier cijfers nazeg-gen lukte ook slechts één keer i.p.v. bij beide testitems.
De letterdetectie ging goed. Observationeel leek er geen
Dit is een zwakke score. Achteruit lukt zeer moeilijk:
probleem met de auditieve volgehouden aandacht te zijn.
slechts 2 cijfers, wat wijst op een zwak werkgeheugen en
Deze test is echter maar genormeerd vanaf 60 jaar en
voor 60 jaar komt haar score 46/46 overeen met pc. 50.
Op de Auditory Verbal Learning Test (woordgeheugen)
Op Stroop Kleur-Woord Test waren er eerder zwakke
werd zeer zwak gescoord ! De leerbaarheid was zeer be-
perkt (weinig toename van A1 naar A5), uitgestelde repro-
· Kaart I (leeskaart): 124 s. S. heeft echter (door de dysar-
ductie (A7) lukt totaal niet (J. weet geen enkel van de 15
trie) een traag leestempo, nl. 1,8 keer trager dan een nor-
aangeboden woorden meer). Er was ook een zeer slechte
maal rustig leestempo van de eerste auteur. Als we haar
herkenning (A8+ : herkent slechts 3 van de 15 woorden).
tijd nu delen door die 1,8 bekomen we 69,9 s, wat nog 19 s
Er waren duidelijk inprentingsprobleem en logischerwijs
trager is dan haar broer F. Deze kaart is niet genormeerd,
dan ook oproepings- en herkenningsprobleem.
verdere conclusies zijn dus moeilijk te trekken. NEUROLOGISCHE TAAL- EN SPRAAKSTOORNISSEN
· Kaart II (kleurenbenoemkaart): heel traag (165 s) !
kon S. slechts enkele weinige informatie-eenheden re-
Dit komt overeen met een Z-score van 10,39 en is dus
produceren. Er was zowel primacy- als recency-effect.
zwaar pathologisch. Maar als we hier rekening houden met haar trage spreektempo (dysartrie) dat 2,6 keer
S. haalt pathologische scores voor semantische ver-
trager is dan een normaal spreektempo, bekomen
bal fluency en voor één van de drie fonologische verbal
we 63,5 s, wat een Z-score van 0,91 zou betekenen
fluency-taken. Dit kan niet te wijten zijn aan het trage
en overeenkomt met pc 10-20. Dit is zwak maar niet
spreektempo aangezien S. telkens geen items meer kon
meer pathologisch. Haar prestatie kwam aanvankelijk
noemen vooraleer de minuut verstreken was.
bradyfreen over, maar als we aannemen dat het trage tempo veroorzaakt wordt door de dysartrie, kunnen we
Bij de Alternerende verbal fluency-test haalt S. zwakke
de hypothese van bradyfrenie hier niet echt weerhou-
maar geen pathologische scores t.o.v. de normgroep
den (i.t.t. bij haar vader J.). S. maakte bij het benoemen
(50-70 j.), maar observationeel kwam haar prestatie zeer
van de kleuren 3 fouten (waarvan 2 perseveraties) maar
pathologisch over. Het ging zéér moeizaam en traag.
telkens met zelfcorrectie : zelfde selectieprobleem als
S. moest telkens heel lang naar voorbeelden zoeken,
bij haar vader, maar in veel minder ernstige mate.
ze maakte ook 4 perseveratieve fouten en 1 wisselfout.
· Bij kaart III, de eigenlijke testkaart maakte S. 7 fouten
S. had niet zozeer moeite met de alternatie (executief),
waarbij ze het woord las i.p.v. de kleur van de druk te
maar m.i. zijn de problemen eerder te wijten aan bra-
noemen, wel weer telkens met zelfcorrectie. Ze deed
dyfrenie (duidelijk) en zwak auditief geheugen (ze vergat
er 297 s over, wat overeenkomt met een Z-score van
welke al genoemd waren en maakte zo perseveratieve
11,81 en dus zwaar pathologisch is. Gecorrigeerd voor
haar trage spreektempo (dysartrie) echter (delen door 2,6) geeft dit 114,2 s, wat overeenkomt met een Z-score
Bij de Graded Naming Test haalde S. een pathologische
van 1,66, wat zwak is (<pc 10) maar nog net binnen de
score van 8/30. Niet echt woordvindingsproblemen, eer-
2SD van het gemiddelde valt. Haar prestatie gaat in de
der zwakke woordenschat, ons inziens. te wijten aan
richting van bradyfrenie en executieve functiestoornis-
eerder lage premorbide intelligentie en lage opleidings-
sen, maar is dus nog net niet zwak genoeg om dit echt
· De interferentiescore (III-II) bedraagt 132 s, wat over-
eenkomt met een Z-score van 8,19 en dus duidelijk
MMSE : 27/30. Dit is eerder zwak maar niet pathologisch.
pathologisch is. Gecorrigeerd voor haar traag spreek-
F. wist het seizoen niet en haalt zo maar 9/10 voor oriën-
tempo (delen door 2,6) geeft dit echter 50,8 s, wat over-
tatie. Bij uitgestelde reproductie kon hij slechts 1 van de
eenkomt met een Z-score van 1,75 (<pc 10). Dit gaat
in de richting van executieve functiestoornissen, maar valt nog net binnen de 2 SD van het gemiddelde.
De letterdetectie ging goed. Observationeel leek er geen
Digit span :de patiënt haalt vooruit één keer 5 cijfers, een
probleem met de auditieve volgehouden aandacht te zijn.
tweede keer lukt dit niet, haalt achteruit slechts 3 cijfers.
Deze test is echter maar genormeerd vanaf 60 jaar en
Dit is een pathologisch zwakke prestatie.
voor 60 jaar komt zijn score 46/46 overeen met pc. 50.
Bij de Auditory Verbal Learning Test presteerde S. zeer
Bij de Stroop Kleur-Woord Test haalt F. eerder zwakke
slecht. Er is enige leerbaarheid, maar weinig. Na de eer-
maar geen pathologische scores. Niet zwak genoeg
ste aanbieding kon S. 3 van de 15 woorden reproduceren,
om te spreken van executieve functiestoornissen of van
na 5 aanbiedingen 6. S. is ook zeer interferentiegevoelig :
stoornis in de visuele volgehouden aandacht. F. heeft een
na aanbieding van een andere woordenlijst wist ze maar
normaal spreektempo. Correctie van zijn tijden is hier
2 van de 15 eerste woorden meer (A6). Ook uitgestelde
dus niet nodig. We observeerden bij de kleurbenoem-
reproductie (A7) is zeer slecht (slechts 3 woorden) en ook
kaart (II) één keer een opvallend woordvindingsprobleem
herkenning (A8+) is slecht (11 woorden). We zien hier een
voor het woord “groen”, hoewel hij dit woord al meer-
uitgesproken inprentingsstoornis en bijgevolg ook op-
maals gelezen had (bij kaart I) en die kleur ook al meer-
Ook uit de Coetsier Story Recall Test blijken duidelijke
Bij Digit Span voorwaarts kon F. tot 5 cijfers reproduce-
geheugenstoornissen. Zowel onmiddellijk als uitgesteld
ren. Dit is aan de ondergrens van het normale. Achteruit
NEUROLOGISCHE TAAL- EN SPRAAKSTOORNISSEN Overzicht Tabel 3 : Overzicht van de testresultaten van de drie proefpersonen (vet = pathologische resultaten) J. ( , 57j.) S. ( , 29 j.) F. ( , 24 j.) 18/30 = Z -2,761 of < pc 52 26/30 = Z -2,311 of < pc 52
27/30 = Z -0,91 of = pc 52 Letterdetectie (=auditieve volgehouden aandacht) Stroop Kleur-Woord Test II : 217 s = Z 21,66 II : 165 s = Z 10,39 Gecorrigeerd 108,5 s = Z 6,79 III : 402 s = Z 13,96 III : 297 s = Z 11,81 Gecorrigeerd 201 s = Z 4,74 III-II : 185 s = Z 7,78 III-II : 132 s = Z 8,19 Gecorrigeerd 92,5 s = Z 2,86 Digit Span Vooruit 6, achteruit 2, totaal 8.
Vooruit 7, achteruit 4, totaal 11. Geschaalde score 4 Geschaalde score 5 AVLT (=woordgeheugen) A1 : 1/15 = Z -3,9 A2 : 3/15 = Z -2,6 A2 : 3/15 = Z -3,91 A3 : 3/15 = Z -2,52 A3 : 5/15 = Z -3,67 A3 : 9/15 = Z -3,5 A4 : 2/15 = Z -3,74 A4 : 4/15 = Z -4,5 A4 : 9/15 = Z -2,1 A5 : 3/15 = Z -4,32 A5 : 6/15 = Z -2,91 A5 : 9/15 = Z -3,06 Som : 12 = Z -3,87 Som : 21 = Z -3,65 Som : 42 = Z -2,49 B : 4/15 = Z -2,71 A6 : 3/15 = Z -2,15 A6 : 2/15 = Z -5,53 A6 : 4/15 = Z -3,86 A7 : 0/15 = Z -2,67 A7 : 3/15 = Z -6,93 A7 : 6/15 = Z -3,35 A8+ : 3/15 = Z -3,69 A8+ : 11/15 = -5,29 A8+ : 9/15 = Z -5,4 CSRT (= verhaal navertellen) Onmiddellijk 18 = Onmiddellijk 28 = Uitgesteld 0 = Z -2,29 Uitgesteld : 18 = Z -2,87 Uitgesteld 26 = Z -2,36 COWAT (= verbal fluency) Dieren : 8 = Z -2,34 Dieren : 10 = Z -2,06 Beroepen : 5 = Z -2,90 Beroepen : 7 = Z -2,23 K : 6 = Z -2,17 Alternerende verb. fl. 5 = Z -4,81 Observationeel duidelijk patholo- gisch. Bradyfreen Graded Naming Test 9/30 = < pc3 8/30 = <pc3
1 Bron : Crum et al., 1993 (onder voorbehoud : Amerikaans en niet recent)
2 Bron : Grigoletto et. al., 1999 (onder voorbehoud : Italiaans en niet heel recent)
NEUROLOGISCHE TAAL- EN SPRAAKSTOORNISSEN
haalde hij er ook 5. In totaal haalt hij een totaal van 15,
rende semantische categorieën, wat wijst op executieve
wat precies samenvalt met geschaalde score 10 en dus
problemen. Wij vonden inderdaad ook duidelijke exe-
precies gemiddeld is. We kunnen dus geen stoornissen
cutieve problemen bij J. (pathologische verbal fluency,
in werkgeheugen en/of mentale flexibiliteit weerhouden.
problemen met set-shifting en pathologische Stroop) en indicatie voor executieve problemen bij S. (deels patholo-
Bij de Auditory Verbal Learning Test haalde F. zeer slech-
gische verbal fluency, zwakke Stroop). Dit vonden we niet
te scores. Hij kon bij een eerste poging 7 van de 15 woor-
bij F., wat een indicatie kan zijn dat executieve proble-
den reproduceren en kwam na de 4 bijkomende aanbie-
men ook gerelateerd zijn aan klinische ernst. Meerdere
dingen uiteindelijk tot slechts 9 woorden. Er is wel enige
auteurs vonden dementie bij hun proefpersonen (Gesch-
leerbaarheid, maar minder dan normaal. F. heeft duide-
wind et al., 1997; Giunti et al., 1998; Bürk et al., 1999;
lijke inprentingsmoeilijkheden en logischerwijs dan ook
Tang et al, 2000). Hoewel het zeer zwakke resultaat van
oproepingsmoeilijkheden. Uit de zeer slechte score voor
J. op de MMSE alleen onvoldoende is om een diagnose
A6 blijkt dat F. interferentiegevoelig is. Ook zijn herken-
van dementie te stellen, kan het toch een argument zijn
dat in die richting wijst. J. vertoont een aantal kenmer-ken die samengaan met subcorticale dementie (Derix,
Ook uit de Coetsier Story Recall Test blijkt een duidelijk
1995) zoals bradyfrenie, dysartrie, geen afasie maar wel
moeite met woordvinden (traagheid), gestoorde stem-ming (depressiviteit) en abnormale motoriek. Zijn ge-
Op vlak van semantische en fonologische verbal fluency
heugenprobleem met zowel gestoorde opslag als ge-
behaalt F. zwakke maar geen pathologische scores. Er
stoorde herkenning hoort dan weer eerder bij corticale
is niet echt een duidelijk verschil tussen semantische en
dementie. Dit is in overeenstemming met zijn recentste
CT-bevindingen van zowel infra- als supratentoriële atrofie. De bradyfrenie die we opmerken bij J. en S. maar
Alternerende verbal fluency ging goed. F. haalde de
niet bij F. lijkt hier net als de executieve functiestoornis-
maximumscore van 15. 1 keer zelfcorrectie van een wis-
sen verband te houden met klinische ernst. Bürk (1999)
selfout. Een executieve functiestoornis wordt niet weer-
vond ook bij niet-demente SCA2-patiënten stoornissen in
houden. Opmerking : de test is genormeerd voor oudere
verbaal geheugen en executieve functies. Dit wordt in
onze beperkte proefgroep bevestigd voor respectievelijk beide (S. en F.) en één van beide (S.) personen. Bürk et
Graded Naming Test : F. haalt een zwak-normale score.
al (1999) vonden eveneens dat de testprestaties (IQ, aan-
Er werden geen woordvindingsproblemen geobserveerd.
dacht, verbaal en visuospatiaal geheugen en executieve
Ons inziens is dit. compatibel met opleidingsgraad en so-
functies) samenhingen met ziekteduur en niet met het
aantal CAG-herhalingen of de onsetleeftijd, waaruit ze besloten dat er een toenemende cognitieve aantasting
Discussie
was onafhankelijk van het aantal CAG-herhalingen. Onze
Alle drie de proefpersonen blijken ernstige stoornissen
beperktere testing (alleen cognitief-linguïstisch) bij een
in auditief geheugen te vertonen, onafhankelijk van hun
beperkte proefgroep lijkt dit te bevestigen. Net als bij Le
ziekteduur, klinische ernst, onsetleeftijd of aantal CAG-
Pira (2002) lijkt de cognitieve status bij onze proefgroep
herhalingen. Bürk et al. (2003) vonden een lichte aan-
samen te hangen met klinische ernst. We nemen aan
tasting van het verbaal geheugen in o.a. SCA2. Onze drie
dat de gevonden cognitief-linguïstische stoornissen ver-
proefpersonen vertonen daarentegen toch wel een ern-
oorzaakt worden door de neurodegeneratie (OPCA) van
stige beperking van het verbaal geheugen. Trojano (1998)
deze aandoening, maar we moeten er echter ook reke-
vond ook een aangetast verbaal geheugen, maar hij vond
ning mee houden dat de drie personen medicatie nemen
een significante relatie met klinische ernst, wat uit onze
die een negatieve invloed kan gehad hebben op hun test-
testing niet direct blijkt (zoals verder nog wordt bespro-
prestaties. Bij de medicatie van J. en S. zijn die moge-
ken). Onze drie proefpersonen vielen uit op zowel repro-
lijke bijwerkingen voornamelijk slaperigheid, sufheid en
ductie als op herkenning. Dit is deels in tegenspraak
vermoeidheid en slechts zelden geheugenproblemen. Zij
met Le Pira (2002) die stoornissen vond in korte en lange
kwamen tijdens de testafnames echter niet slaperig of
termijn verbaal geheugen maar niet in herkenning. Vol-
suf over, haalden goede scores op de test voor volgehou-
gens Daum (1995) vertonen SCA2-patiënten moeite met
den auditieve aandacht en hadden wel duidelijke proble-
set-shifting bij het opnoemen van woorden uit alterne-
men met auditief geheugen. De kans dat we hun zwakke
NEUROLOGISCHE TAAL- EN SPRAAKSTOORNISSEN
testprestaties kunnen toeschrijven aan bijwerkingen van
Bürk, K., Globas, C., Bösch, S., Gräber, S., Abele, M., Brice, A. et
hun medicatie lijkt dus eerder klein. Bij de medicatie
al. (1999). Cognitive deficits in spinocerebellar ataxia 2. Brain,
van F. zijn geheugenproblemen als bijwerking wat meer
waarschijnlijk, met daarnaast ook mogelijks slaperig-heid, sufheid en vermoeidheid. Ook F. kwam tijdens de
Bürk, K., Globas, C., Bösch, S., Klockgether T., Zühlke C., Daum,
testafname niet suf of slaperig over, en we zien dat F.
I. et al. (2003). Cognitive deficits in spinocerebellar ataxia type
vrij goed presteert op de test voor volgehouden auditieve
1, 2 and 3. Journal of Neurology, 250, 207-211.
aandacht, de Stroop, de digit span, de verbal fluency en de alternerende verbal fluency terwijl die toch ook een
Bürk, K. (2007). Cognition in hereditary ataxie. The cerebellum,
beroep doen op alertheid en concentratie. De zwakke
prestaties van F. op de tests voor auditief geheugen zou-den wel (deels) kunnen te wijten zijn aan bijwerkingen
Cancel, G. Dürr, A., Didierjean, O., Imbert, G., Bürk, K., Lezin,
van zijn medicatie. In dat geval zouden we de bevinding
A. et al. (1997). Molecular and clinical correlations in spinocer-
van Trojano (1998), die een significant verband vond tus-
ebellar ataxia 2 : a study of 32 families. Human Molecular Ge-
sen een aangetast verbaal geheugen en klinische ernst
Coëlho, M.B. (1989). Zakwoordenboek der geneeskunde. Arn-
Conclusie
hem : Elsevier – Koninklijke PBNA.
Deze bijdrage gaat over cognitief-linguïstische stoornis-sen bij drie gezinsleden met SCA2 en hieromtrent komen
Daum I., Schugens, M.M., Spieker, S., Poser, U., Schönle, P.W.
we tot de volgende conclusies. We objectiveren voor-
& Birbaumer, N. (1995). Memory and skill aquisition in Parkin-
eerst een opmerkelijke uitval op auditief geheugen, on-
son’s disease and frontal lobe dysfunction. Cortex,31, 413-432.
afhankelijk van klinische ernst, aantal CAG-herhalingen, onsetleeftijd of ziekteduur. We stellen vast dat er daar-
Derix, M.M. (1995). Corticale en subcorticale dementia : bruik-
naast aanwijzingen zijn voor executieve functiestoornis-
bare concepten ? Tijdschrift voor Psychiatrie. Themanummer
sen en bradyfrenie die samenhangen met de klinische
ernst. Deze bevindingen zijn deels in overeenstemming en deels in tegenspraak met de literatuur. Overeenkom-
Estrada, R., Galarraga, J., Oroczo G., Nodarse A. & Auburger, G.
stig de literatuur zijn de stoornissen in auditief geheugen
(1999). Spinocerebellar ataxia 2 (SCA2) : morphometric analy-
en executieve functies (ook bij niet-demente patiënten),
ses in 11 autopsies. Acta Neuropathologica, 97, 306-310.
aanwijzingen in de richting van dementie bij één van onze patiënten en een cognitieve status die samenhangt met
Furtado, S., Pyami, H., Lockhart, P.J., Hanson, M., Nutt, J.G.,
klinische ernst. In tegenstelling tot de literatuur vonden
Singleton, A.A. et al. (2004). Profile of families with parkinson-
wij een vrij ernstige (en geen milde) aantasting van het
ism-predominant spinocerebellar ataxia type 2 (SCA2). Move-
auditief geheugen met zowel gestoorde reproductie als
herkenning (en geen bewaarde herkenning). We veron-derstellen dat deze stoornissen veroorzaakt worden door
Gambardella, A., Annesi, G., Bono, F., Spadafora, P., Valentino,
de specifieke neurodegeneratie van deze aandoening
P., Pasqua, A. A. et al. (1998). CAG repeat length and clinical
(OPCA) maar we kunnen een mogelijke negatieve invloed
features in three Italian families with spinocerebellar ataxia
type 2 (SCA2) : early impairment of Wisconsin Card Sorting Test and saccade velocity. Journal of Neurology, 245, 647-652. Referenties Babovic-Vuksanovic, D., Snow, K., Patterson, M.C. & Michels,
Geschwind, D. H., Perlman, S., Figueroa, C.P., Treiman, L.J.
V.V. Spinocerebellar ataxia type 2 (SCA2) in an infant with extre-
& Pulst, S. (1997). The prevalence and wide clinical spectrum
me CAG repeat expansion (1998). American Journal of Medical
of the spinocerebellar ataxia type 2 trinucleotide repeat in pa-
tients with autosomal dominant cerebellar ataxia. American Journal of Human Genetics, 60, 842-850.
Berciano, J., Boesch, S., Pérez-Ramos, J.M. & Wenning, G.K. (2006). Olivopontocerebellar atrophy : toward a better nosologi-
Giunti, P., Sabbadini, G., Sweeny, M.G., Davis, M.B., Veneziano,
cal definition. Movement Disorders, 21, 10, 1607-1613.
L., Mantuano E. et al. (1998). The role of the SCA2 trinucleotide
NEUROLOGISCHE TAAL- EN SPRAAKSTOORNISSEN
repeat expansion in 89 autosomal dominant cerebellar ataxia
Margolis, R.L. (2002). The spinocerebellar ataxias : order emer-
families : frequency, clinical and genetic correlates. Brain, 121,
ges from chaos. Current Neurology and Neuroscience Reports,
Gwinn-Hardy, K., Chen, J.Y., Liu, H.C., Boss, M., Seltzer, W.,
Maschke, M., Oehlert, G., Xie, T.-D., Perlman, S., Subramony,
Adam, A. et al. (2000). Spinocerebellar ataxia type 2 with par-
S.H., Kumar, N. et al. (2005). Clinical feature profile of spinoce-
kinsonism in ethnic Chinese. Neurology, 55, 800-805.
rebellar ataxia type 1-8 predicts genetically defined subtypes. Movement Disorders,20, 11, 1405-1412.
http://neuromuscular.wustl.edu/ataxia/domatax.html geraad-pleegd op 06/04/2011.
Matilla-Duenas, A. (2008). The highly heterogeneous spinoce-rebellar ataxias : from genes to targets for therapeutic inter-
Kim, J.-M., Shin, S., Kim, J.Y., Joo, S.-I., Park, S.S., Kim, J.-W. et
al. (1999). Spinocerebellar ataxia type 2 in seven Korean fami-lies : CAG trinucleotide expansion and clinical characteristics.
Moretti, P., Blazo, M., Garcia, L., Armstrong, D., Lewis, R.A.,
Journal of Korean Medical Science,14, 659-664.
Roa, B. et al. (2004). Spinocerebellar ataxia Type 2 (SCA2) pre-senting with ophtalmoplegia and developmental delay in infan-
Klockgether, T., Lüdtke R., Kramer, B., Abele, M., Bürk, K.,
cy. American Journal of the Medical Genetics, 124A, 392-396.
Schöls, L. et al. (1998). The natural history of degenerative ataxia : a retrospective study in 466 patiënts. Brain,121, 589-
Nashatizadeh, M. M. Ataxia. In: Gilman S, ed. MedLink Neuro-
logy. San Diego, CA: MedLink Corporation. MedLink website. Available at: http://www.medlink.com. Accessed May 12, 2008.
Klockgether, T. (2008). The clinical diagnosis of autosomal do-minant spinocerebellar ataxias. The Cerebellum,101-105.
Ramocki, M.B., Chapieski, L., Mc Donald, R.O., Fernandez, F. & Malphrus, A.D. (2008). SCA2 presenting with cognitive regres-
Lastres-Becker I., Rüb, U & Auburger G. (2008). Spinocerebel-
sion in childhood. Journal of Child Neurology, 23(9), 999-1001.
lar ataxia 2 (SCA2). The cerebellum, 115-124.
Saleem, Q., Choudry, S., Mukerji, M., Bashyam, L., Padma, M.V.,
Le Pira, F., Zappala, G., Saponara, R., Domina, E., Restivo, D.A.,
Chakravarty, A. et al. (2000). Molecular analysis of autosomal
Reggio, E., et al. (2002). Cognitive findings in spinocerebellar
dominant hereditary ataxias in the Indian population : high fre-
ataxia type 2 : relationship to genetic and clinical variables.
quency of SCA2 and evidence for a common founder mutation.
Journal of the Neurological Sciences, 201, 53-57.
Leroi, I., O’Hearn, E., Marsh, L., Constantine, G., Rosenblatt,
Sasaki, H., Fukazawa, T., Wakisaka, A., Hamada, K., Hamada,
A., Ross, C. et al. (2002). Psychopathology in patients with de-
T., Koyama, T. et al. (1996). Central phenotype and related va-
generative cerebellar disease : a comparison to Huntington’s
rieties of spinocerebellar ataxia 2 (SCA2) : a clinical and genetic
disease. American Journal of Psychiatry, 159, 1306-1314.
study with a pedigree in the Japanese. Journal of the Neurolo-gical Sciences, 144, 176-181.
Lu, C.-S., Wu Chou, Y.-H., Kuo, P.C., Chang, H.-C. & Weng, Y.-H. (2004). The parkinsonian phenotype of spinocerebellar ataxia
Schöls, L., Bauer P., Schmidt T., Schulte, T. & Riess, O. (2004).
Autosomal domiant cerebellar ataxias : clinical features, gene-tics and pathogenesis. The Lancet Neurology, 3, 291-304.
Manto, M. (2005). The wide spectrum of spinocerebellar ataxias (SCAs). The Cerebellum, 4, 2-6.
Shan, D., Soong, B., Sun, C., Lee, S., Liao, K., & Liu, R. (2001). Spinocerebellar ataxia type 2 presenting as familial levodopa-
Manto, M. & Lorivel, T. (2009). Cognitive repercussions of here-
responsive parkinsonism. Annals of Neurology, 50, 812-815.
ditary cerebellar disorders. Cortex,1-20 (in press).
Shiga, Y., Tsuda, T., Itoyama, Y., Shimizu, H., Miyazawa, K.-I., Jin
Mao, R., Aylsworth, A.S., Potter, N., Wilson, W.G., Breningstall,
K. et al. (2002). Transcranial magnetic stimulation alleviates
G., Wick, J. et al. (2002). Cildhood-onset ataxia : testing for large
truncal ataxia in spinocerebellar degeneration. Journal of Neu-
CAG-repeats in SCA2 and SCA7. American Journal of Medical
rology, Neurosurgery and Psychiatry, 72, 124-126. NEUROLOGISCHE TAAL- EN SPRAAKSTOORNISSEN
Sinha, K.K., Worth, P.F., Jha, D.K., Sinha, S., Stinton, V.J., Davis,
Wadia, N.H. & Swami, R.K. (1971). A new form of heredo-fa-
M.B. et al. (2004). Autosomal dominant cerebellar ataxia : SCA2
milial spinocerebellar degeneration with slow eye movements
is the most frequent mutation in eastern India. Journal of Neu-
(nine families). Brain, 94, 359-374.
rology, Neurosurgery and Psychiatry,75, 448-452.
Wadia, N., Pang, J., Desai, J., Mankodi, A., Desai, M. & Cham-
Storey, E., Forrest, S., Shaw, J.H., Mitchell, P. & McKinley Gard-
berlain S. (1998). A clinicogenetic analysis of six Indian spino-
ner, R.J. (1999). Spinocerebellar ataxia type 2 : clinical features
cerebellar ataxia (SCA2) pedigrees : the significance of slow
of a pedigree displaying prominent frontal-executive dysfunc-
saccades in diagnosis. Brain, 121, 2341-2355.
tion. Archives of Neurology, 56, 43-50.
Voor de referenties van de gebruikte tests en screeningsinstru-
Tang, B., Liu, C., Shen, L., Dai, H., Pan, Q., Jing, L. et al. (2000).
menten en de gebruikte normen verwijzen we naar het bestand
Frequency of SCA1, SCA2, SCA3/MJD, SCA6, SCA7 and DRPLA
op www.neurocom.be (rubriek Bijlage VVL Neurologische Taal-
CAG trinucleotide repeat expansion in patients with hereditary
spinocerebellar ataxia from Chinese kindreds. Archives of Neu-rology, 57, 540-544. Dankbetuiging Onze dank gaat uit naar de drie proefpersonen en naar
Trojano, L., Chiacchio, L., Grossi, D., Pisacreta, A. I., Calabrese,
de moeder van het gezin. Dank voor hun bereidwillige
O., Castaldo, I. et al. (1998). Determinants of cognitive disor-
medewerking, hun openheid, vertrouwen en gastvrijheid.
ders in Autosomal Dominant Cerebellar Ataxia type 1. Journal of Neurological Sciences 157, 162-167. Correspondentieadres Griet Vandooren, Sint-Jozefskliniek,
Velazquez-Perez, L., Sanchez-Cruz, G., Canales-Ochoa, N., Ro-
driguez-Labrada, R., Rodriguez-Diaz, J., Almaguer-Mederos,
L. et al. (2007). Electrophysiological features in patiënts and presymptomatic relatives with spinocerebellar ataxia type 2. Journal of the Neurological Sciences, 263, 158-164.
Översikt över pågående kliniska prövningar för rivaroxaban Rivaroxaban är en ny s k direkt faktor Xa-hämmare i tablettform som prövas för en rad olika indikationer med målet att förebygga och behandla blodproppar. Rivaroxaban är den hittills bäst studerade direkta faktor Xa-hämmaren som befinner sig under utveckling. Över 20 000 patienter har redandeltagit i de genomförda
Transuretheral resection of the prostate (TURP) This information tells you about an operation on the prostate called a transurethral resection of the prostate (TURP). It explains how the operation is done, how it can help, what the risks are and what to expect afterwards. The benefits and risks described here are based on research studies and may be different in your hospital. You may