Zaaknummer 2009 t 2


COMPENSATIECOMMISSIE

Zaaknummer Compensatiecommissie 2012CC161 Zaaknummer Klachtencommissie 2012T698
datum uitspraak 01/03/2013

De Compensatiecommissie voor seksueel misbruik in de R.-K. Kerk van de Stichting Beheer
& Toezicht i.z. Seksueel Misbruik in de R.-K. Kerk in Nederland (hierna ook te noemen: de
Compensatiecommissie) geeft op grond van de Compensatieregeling R.-K. Kerk Nederland,
Compensatie na seksueel misbruik van minderjarigen (hierna ook te noemen: de Compensa-
tieregeling), het volgende advies naar aanleiding van de aanvraag tot compensatie door:


geboren op [datum, wonende te [plaats], hierna te noemen: verzoeker, juridisch adviseur: mr. J. Roth, advocaat te Amersfoort, de Congregatie Fraters CMM,
gevestigd te [plaats],
hierna te noemen: verweerder.
Verloop van de procedure
Het aanvraagformulier voor het verkrijgen van compensatie wegens vastgesteld seksueel mis-bruik van een minderjarige door een persoon verbonden aan een R.-K. instelling in Nederland is door de griffie ontvangen op 19 juni 2012, tezamen met het advies van de Klachtencom-missie d.d. 30 mei 2012 met zaaknummer 2012T698, waarin het seksueel misbruik gegrond is verklaard, en de brief d.d. 1 juni 2012, waarin verweerder te kennen geeft de gegrondverkla-ring over te nemen. Het door verweerder ingevulde antwoordformulier is door de griffie ont-vangen. Bij brief van 18 oktober 2012 heeft de voorzitter van de Compensatiecommissie op de voet van artikel 19 van de Compensatieregeling nadere vragen gesteld aan verzoeker aangaande de geleden vermogensschade. Zaaknummer 2012CC161
Bij mailbericht van 24 oktober 2012 heeft verzoeker verklaard geen nadere informatie aan te
leveren, aangezien zijn advocaat, mr. J.F. Roth, bij brief van 28 augustus 2012 namens ver-
zoeker, de schade van verzoeker reeds schriftelijk heeft onderbouwd. Verweerder heeft bij
mailbericht van 21 december 2012 medegedeeld af te zien van een nadere reactie op deze
schadeonderbouwing.
Door het indienen van het aanvraagformulier heeft verzoeker aangegeven akkoord te gaan
met de Compensatieregeling. Ook verweerder heeft de Compensatieregeling aanvaard. Beide
partijen hebben afschriften gekregen van alle genoemde stukken die deel uitmaken van het
dossier waarover de Compensatiecommissie beschikt.

2.
De vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de aanvraag tot compensatie gaat de Compensatiecommissie uit van
de feiten en omstandigheden, zoals deze door de Klachtencommissie in haar advies zijn vast-
gesteld en gegrond zijn bevonden. Kort weergegeven en nader beschreven in het advies van
de Klachtencommissie gaat het in deze zaak om het navolgende uitzonderlijk seksueel mis-
bruik.
Verzoeker had als leerling van de eerste klas (schooljaar 1955-1956) van de [school]te
[plaats] les van wijlen frater [naam].
Gedurende dat schooljaar heeft frater [naam] verzoeker 2 tot 3 maal per week, voor de klas,
op schoot genomen waarbij hij met zijn hand in de broek van klager ging om zijn genitaliën
en anus te betasten. Frater [naam] heeft daarbij ook veelvuldig zijn vinger in de anus van ver-
zoeker gestoken.
Gedurende dit schooljaar is verzoeker ook ongeveer vijf maal in het fraterhuis geweest bij
aangeklaagde. Bij die gelegenheden moest verzoeker het lichaam van frater [naam] onder zijn
toog betasten. Frater [naam] droeg geen kleding onder zijn toog. Tijdens het laatste bezoek
aan het fraterhuis moest verzoeker frater [naam] oraal bevredigen.
Toen verzoeker thuis vertelde over het misbruik, kreeg hij een draai om zijn oren. Hij voelde
zich in de periode daarna erg eenzaam. Verzoeker was bij aanvang van het misbruik pas zes
jaar oud.
Vast is komen te staan dat frater [naam] op 7 augustus 1965 om redenen van seksueel mis-
bruik van een minderjarige uit het onderwijs is gehaald en dat hem zijn onderwijsbevoegdheid
is afgenomen.

3.

Het bewijs en categorie-indeling
3.1 Het bewijs van seksueel misbruik, van de aard daarvan en van de relevante bijkomende omstandigheden is door verzoeker geleverd door overlegging van het schriftelijke advies van de Klachtencommissie, gegeven naar aanleiding van de klacht van verzoeker tegen frater [naam] met zaaknummer 2012T698, waarin de klacht gegrond is verklaard, voorzien van de schriftelijke beslissing van de kerkelijke gezagsdragers van de aangeklaagde tot overname van het advies. 3.2 Gelet op het jegens verzoeker gepleegde seksueel misbruik, zoals vermeld onder 2 en het geleverde bewijs daarvan, zoals vermeld onder 3.1, oordeelt de Compensatiecommissie dat Zaaknummer 2012CC161
sprake is van een ‘uitzonderlijk geval van seksueel misbruik’ als bedoeld in de eerste zinsnede
van artikel 5 sub 5 van de Compensatieregeling. De Commissie komt tot dit oordeel gelet op
de volgende en verzwarende omstandigheden:
-Het misbruik ving aan op zeer jonge leeftijd; verzoeker was pas zes jaar oud.
-Het misbruik heeft een heel schooljaar voortgeduurd.
-Het misbruik bestond uit betasting van genitaliën over en weer, met een vinger binnendrin-
gen in de anus van verzoeker, en gedwongen orale bevrediging van frater [naam].
-Het misbruik heeft zeer regelmatig plaatsgevonden, te weten 2 tot 3 keer per week gedurende
het schooljaar.
-De ouders van verzoeker reageerden met onbegrip toen verzoeker het vertelde; hij kreeg een
draai om zijn oren. Deze reactie versterkte een eenzaam geïsoleerd gevoel bij verzoeker.
-Het misbruik heeft onmiskenbaar een negatieve rol gespeeld in het persoonlijk leven van
verzoeker.
Het misbruik is op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden als uitzonderlijk mis-
bruik aan te merken.
4.
Bedrag financiële compensatie en kosten rechtsbijstand
algemeen 4.1 De Compensatieregeling kent, zoals de toelichting bij de Compensatieregeling omschrijft, een tegemoetkoming naar billijkheid in de schade ontstaan door seksueel misbruik. In een aantal gevallen zal de compensatie de schade dekken, in een aantal gevallen zal dat niet zo zijn. De in deze regeling omschreven compensatie heeft het karakter van smartengeld ter er-kenning van het jegens verzoeker gepleegde seksueel misbruik en ter genoegdoening van het geschokte rechtsgevoel. Het is bedoeld om een materiële vergoeding te bieden ter verzachting van het gedurende vele jaren ondergane psychisch leed, de pijn, het verdriet en de gederfde levensvreugde. Tevens is de vergoeding, zoals de toelichting op de regeling vermeldt, be-stemd voor vergoeding van sommige uitgaven die gedaan zijn ten gevolge van het misbruik en voor vergoeding van bijvoorbeeld gemiste verdiencapaciteit. standpunt verzoeker 4.2 In reactie op de brief van de voorzitter van de Compensatiecommissie waarin krachtens artikel 19 van de Compensatieregeling verzoeker in de gelegenheid is gesteld om zijn vermo-gensschade veroorzaakt door het seksueel misbruik toe te lichten, heeft verzoeker bij mailbe-richt van 24 oktober 2012 meegedeeld geen nadere informatie aan te zullen leveren, aange-zien mr. Roth bij brief van 28 augustus 2012 (met bijlagen, waaronder handgeschreven brie-ven van verzoeker d.d. 20 juni en 5 augustus 2012 en van zijn echtgenote d.d. 5 augustus 2012) de gestelde vermogensschade reeds uitvoerig heeft onderbouwd en toegelicht. De brief (met bijlagen) laat zich als volgt samenvatten. 4.3 Verzoeker heeft ten gevolge van het seksueel misbruik vermogenschade geleden die uit een aantal posten is opgebouwd. Verzoeker maakt allereerst aanspraak op een vergoeding van de reiskosten die hij in het kader van de procedure bij de Klachtencommissie heeft gemaakt en die bestaan uit 3 keer vanuit Frankrijk naar Nederland reizen. Deze kosten worden begroot op €1.810,80. Voorts maakt verzoeker aanspraak op vergoeding van medicijnen die worden begroot op €11.347,59, en (aldus blijkt uit zijn brief van 20 juni 2012) op een niet nader ge-specificeerde vergoeding voor kosten wegens extra supervisie-sessies. Tenslotte maakt verzoeker aanspraak op vergoeding van kosten die voortvloeien uit een ge-rechtelijke civiele procedure, die tegen hem is aangespannen in 1995. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat in redelijkheid 50% van die schade, te weten €23.226,88 kan worden be- Zaaknummer 2012CC161 schouwd als samenhangend met het verzoeker zelf overkomen seksueel misbruik (wegens het ontwikkelen van een tunnelvisie en obsessief bezig zijn met opkomen voor een vermeend slachtoffer van incestueus seksueel misbruik). In totaal maakt verzoeker aanspraak op een materiële schadevergoeding van €36.385,27. 4.4 Naast de hiervoor genoemde materiële schade benadrukt mr. Roth in zijn brief, onder-steund door de handgeschreven brieven van verzoeker en van zijn vrouw, het persoonlijk leed dat verzoeker en met hem ook zijn echtgenote en kinderen is aangedaan. Verzoeker brengt het ontwikkelen van afwijkend seksueel gedrag in verband met het hem aangedaan misbruik en getuigt in zijn brief van de dagelijkse innerlijke strijd die hij voert om hier mee om te gaan. Hij verklaart in zijn brief ook de noodzaak van het maken van de medicijnkosten zoals hier-boven beschreven. Verzoeker wijst ook uitdrukkelijk op de in hem aanwezige onrust, die hij jarenlang bestreden heeft door te vluchten in een veelvoud aan studies, extreem sporten, en het wijzigen van banen en daarvoor weer verhuizen. 4.5 Concluderend stelt verzoeker dat zijn aanvraag ingedeeld dient te worden in categorie 5 als uitzonderlijk misbruik en dat het maximaal uit te keren schadevergoedingsbedrag geadvi-seerd dient te worden. standpunt verweerder 4.6 Verweerder heeft bij mailbericht van 21 december 2012 verklaard af te zien van het geven van een inhoudelijk oordeel over de door verzoeker gestelde vermogensschade en refereert zich ter zake naar het oordeel van de Compensatiecommissie. overweging compensatiecommissie 4.7 Nu naar het oordeel van de Compensatiecommissie in deze zaak sprake is van een geval van uitzonderlijk seksueel misbruik als bedoeld in categorie 5 geldt, aldus de toelichting, niet de voorwaarde, dat het causaal verband tussen het seksueel misbruik en de substantiële ver-mogensschade zonder gerede twijfel aanwezig dient te zijn. 4.8 Wat betreft de gestelde vermogensschade overweegt de Compensatiecommissie als volgt. Zij is van oordeel dat de reiskosten gemaakt in het kader van het drie keer reizen van Frank-rijk naar Nederland ten behoeve van de procedure bij de Klachtencommissie zonder twijfel aannemelijk zijn en voor vergoeding in aanmerking komen. Met betrekking tot de door verzoeker gemaakte kosten voor het gebruik van medicijnen (o.a. Cialis) is de Compensatiecommissie van oordeel dat, hoewel een nadere onderbouwing van het oorzakelijk verband tussen de noodzaak van het gebruik van de medicatie en het seksueel misbruik ontbreekt, deze kosten eveneens voor vergoeding in aanmerking komen, zeker nu de Compensatiecommissie er ambtshalve mee bekend is dat een dergelijk medicijngebruik voort kan vloeien uit seksueel misbruik en in het onderhavige geval sprake is van uitzonderlijk mis-bruik, waarbij het vereiste dat het oorzakelijk verband tussen misbruik en schade zonder gere-de twijfel aanwezig dient te zijn, niet geldt. Wat betreft de schadevergoeding die verzoeker op basis van het (civiele) vonnis van de Rechtbank Arnhem d.d. 7 maart 2002 (LJN:AE0116) heeft moeten betalen overweegt de Compensatiecommissie als volgt. Het betreft hier een schadevergoeding wegens het als een onrechtmatige daad bestempelde handelen van verzoeker dat de Rechtbank beoordeeld heeft als in strijd met de in acht te nemen zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam handelend hulpverlener mocht worden verwacht. Uit voornoemd vonnis valt af te leiden dat verzoeker niet beschikte over de geëigende kwali-ficaties en niet bevoegd was om therapeutisch op te treden, alsmede dat zijn handelwijze als therapeut in de desbetreffende zaak de toets van professioneel handelen niet kon doorstaan en zelfs als ‘beneden elke maat’ moest worden gekwalificeerd, waardoor het risico van schade Zaaknummer 2012CC161
bij eisers in die rechtszaak zich daadwerkelijk heeft gerealiseerd. De financiële schadevergoe-
ding, waartoe verzoeker veroordeeld is, vloeit (hoewel invoelbaar is dat de eigen misbruiker-
varing van verzoeker in zekere zin een rol kan hebben gespeeld in het ontstaan van de situa-
tie) voort uit de handelwijze van verzoeker in de uitoefening van zijn (voormalige) beroep en
is - aldus de Rechtbank in zijn vonnis onder 7 - toerekenbaar aan verzoeker. Zonder nadere
(medische) onderbouwing, die ontbreekt, is de Compensatiecommissie van oordeel dat deze
schadepost niet kan worden toegerekend aan het seksueel misbruik.
Dit geldt evenzo voor de door verzoeker in dat kader gemaakte advocaatkosten.
De (niet nader bepaalde) gemaakte kosten voor extra supervisie kunnen door de Compensa-
tiecommissie wegens gebrek aan onderbouwing evenmin worden toegerekend aan het mis-
bruik.
Het voorgaande brengt de Compensatiecommissie tot de conclusie dat noch de door verzoeker
betaalde schadevergoeding noch de advocaatkosten voortvloeiend uit de rechtszaak waarover
de Rechtbank Arnhem zich heeft uitgesproken, voor vergoeding in aanmerking komen.
De reiskosten en kosten voor medicatie komen wel voor vergoeding in aanmerking.
4.9 Gezien de aard en de bijzondere ernst en frequentie van het verzoeker aangedaan seksueel
misbruik, zoals onder 2 genoemd, alsmede gezien de bijkomende verzwarende omstandighe-
den, zoals genoemd onder 3.2, ligt in de visie van de Compensatiecommissie substantiële
schade als gevolg van het misbruik in dit geval voor de hand. Bij die beslissing speelt mee
dat de toekenning van compensatie niet alleen bedoeld is voor min of meer objectief vast te
stellen nadeel, maar ook ter verkrijging van genoegdoening en herstel van een geschokt
rechtsgevoel. De aard van de aangedane gedragingen brengen mee dat gesproken kan worden
van een ernstige schending van de lichamelijke en daarmee ook geestelijke integriteit van
verzoeker.
4.10 Alle feiten en omstandigheden afwegend komt de Compensatiecommissie tot het oordeel
dat betaling van een bedrag van €65.000,-- aan schadevergoeding wegens materiële schade
alsmede wegens geleden immateriële schade geadviseerd dient te worden.
4.11 Verzoeker heeft nota’s overgelegd aan de Compensatiecommissie ter zake van kosten
van rechtsbijstand gemaakt in het kader van het aanvragen van de financiële compensatie. De
Compensatiecommissie is van oordeel dat ter zake van de redelijke kosten rechtsbijstand voor
vergoeding in aanmerking komt een bedrag van € 4.579,52.

5.

5.1 De Compensatiecommissie heeft kennisgenomen van alle stukken in het onderhavige dos-sier en is op grond daarvan tot het oordeel gekomen dat de onderhavige aanvraag gelet op de bepalingen van de Compensatieregeling dient te worden ingedeeld in categorie 5 als ‘uitzon-derlijke seksueel misbruik’ en dat het hierna te vermelden bedrag voor betaling in aanmerking dient te komen. 5.2 Betaling van compensatie en kosten van rechtsbijstand geschiedt zonder dat van de ver-zoeker tot compensatie finale kwijting ter zake van schadevergoeding wegens seksueel mis-bruik wordt verlangd. 5.3 Deze beslissing van de Compensatiecommissie geldt als bindend advies voor verweerder en is noch voor verzoeker, noch voor verweerder vatbaar voor enige vorm van beroep bij de Compensatiecommissie. Het advies
De Compensatiecommissie komt tot een indeling van de aanvraag van verzoeker in categorie 5 als uitzonderlijk misbruik en adviseert verweerder een bedrag van € 65.000,-- te betalen aan verzoeker alsmede ter zake van kosten van rechtsbijstand een bedrag van € 4.579,52 te beta-len aan de rechtsbijstandverlener van verzoeker, beide bedragen te betalen binnen zes weken te rekenen vanaf de dag na deze uitspraak. Deze beslissing is gewezen door de Compensatiecommissie in de samenstelling mr. [naam] (voorzitter), mr. [naam] en de heer [naam], bijgestaan door mr. [naam], griffier, op 01/03/2013 en is ondertekend door de voorzitter. voorzitter

Source: http://www.hulpenrecht.nl/S/Schade/Documents/Uitspraken-2013-03/2013-03-01C2012CC161.pdf

getorganised.co

This newsletter is available online for a limited period. Helping business and individuals increase productivity     Get Organised this September I find myself perched at the one end of a trestle table, sharing my leg room with a desk support and a dirt bin, deep in unproductive thought as to whether my new office will be ready for that cliché time of

Vanadium

Experiment 2 2/1 Inorganic Chemistry II THE OXIDATION STATES OF VANADIUM References 1. Folder entitled "The Chemistry of Vanadium" on your bench. 2. Cotton and Wilkinson "Basic Inorganic Chemistry" sections 24-9 to 24-12. 3. Huheey, "Inorganic Chemistry" (3rd edition) Appendix F. 4. Shriver, Atkins, and Langford, "Inorganic Chemistry" chapter 8 Background

Copyright ©2010-2018 Medical Science