Document4

Plagiaat op het lijden
Leo Beyers

Inleiding

Hoe meer de persoon inziet dat niets buiten hemzelf hetzelfde absolute karakter kan hebben dat hij eens zichzelf toegemeten heeft, des te meer herwint hij aan impuls om het futiele onderzoek naar het vanzelfsprekende en niet-contingente te hernieuwen. Want het is enkel omdat hij de regels kan overtreden en de grenzen kan overschrijden van alle statische structuren zowel van de maatschappij als van het denken, dat hij ze als niet absoluut kan herkennen. Dit onbedwingbare vermogen tot transcendentie en herziening toont aan dat er een grond van waarheid zit in zijn oorspronkelijke opvatting als zou hij zelf het noodzakelijk middelpunt van de wereld zijn - de idee die juist door de hele ontwikkeling van het zelfbewustzijn werd ontwricht.1 Dit beginmotto van mijn verhaal moet mijn stelling onderbouwen dat aangeleerde deskundigheid op het gebied van interpretatie en begeleiding van passie en persoonlijk oordeel, en vooral waar het het niet kunnen omgaan daarmee betreft, mensen drijft naar en bevestigt in het plagiëren van lijden (ook liefde, geschiedenis, denken etc.) van anderen. Leven en lijden, liefhebben en rouwen naar imitatie van het voorbeeld van de groten (Christus, Freud, Marx, Steiner, Jan Pallach, Baghwan) heeft ons vervreemd van een eigen persoonlijk oordeel omtrent ons lijden, liefdesleven. Of: zijn wij daar ooit al bij geweest? Mijn, inmiddels overleden, gekke broer kwam - na 30 jaar opsluiting in de psychiatrie - met als enige bagage de Imitatio Christi van Thomas a Kempis onder de arm bij mij in huis. Zozeer geplaagd door waarheidsvertogen, zozeer verknocht aan het beeld en de gelijkenis met God dat hij zonder eigen inzicht het lijden van Christus plagieerde. Volgens deskundigen leed hij naast, of moet ik zeggen in schizofrenie, ook aan godsdienstwaanzin. Mijn gekke broer, ook al wordt en is hij behandeld met electroshock, dwangbaden, isoleercel en bezigheidstherapie: hij houdt voor mij nooit op mijn broer te zijn. Hij is en blijft mijn broer. De gevolgen van de behandeling, die hem ten deel viel, waren volgens mij desastreus voor onze relatie. De wetenschap kan mijn broer opgeven. Ik heb dat niet, nooit gekund. Ook nog na zijn dood blijft hij in mijn leven ingeschreven. Regelmatig zijn er op televisie documentaires te zien waarin schizofrenen, hallucinerende en psychotische mensen, hun verhaal doen over de geneeskracht van medicijnen en electroshock. Bovendien melden teletekstberichten met een opmerkelijke regelmaat, die volgens mij verwijst naar economische belangenvermenging, verheugend nieuws over ontdekkingen in ons genetisch materiaal, waarbij voor de oorzaak van schizofrenie en ook andere kwalen verantwoordelijke genen zouden gevonden zijn. In `talkshows' ziet men mensen die beweren genezen te zijn door pillen, die zweren bij alternatieve therapieën óf die spreken over de lijdensweg van een partner, een familielid of vriend, een lijdensweg naar de uiteindelijke dia-gnose die het afwijkend gedrag binnen veilige marges categoriseert. Dat lijkt mij wel eens hetzelfde als getuige te zijn bij een discussie tussen verschillende autofabrikanten, die het hebben over de beste auto, maar het niet hebben over de energie waarop deze auto's rijden, 1 Umberto Unger Passion, pag. 161 Yet the more the person comes to understand that nothing outside himself can have the absolute character he once attributed to himself, the more he gains an incentive to renew the futile search for the self-evident and the non-contingent. For it is only because he can break the rules and overstep the boundaries of all fixed orders of society or thought that he can recognize them as not being absolute. This irrepressible capacity for transcendence and revision shows the element of truth in his initial view of himself as the necessary center of the world - the very idea that the whole development of self-consciousness has contributed to subvert. noch over de vervuiling die ze veroorzaken. We zouden het gebied van het emotionele welzijn van de mens onrecht doen wanneer we het simpelweg bij de vaststelling zouden laten dat Prozac, Haldol of electroshock helpen. Zolang de arts de keuze voor electroshock bepaalt is de vraag naar de kwaliteit van leven van de patiënt afwezig. In die situatie bezit de arts de criteria van en het oordeelsvermogen over kwaliteits- en levensvragen en is het besluiten tot electroshock geen democratisch, participatief gebeuren. Dan is er in feite niet geholpen maar herschikt. Dergelijke hulp kan maar bestaan zolang de wetenschap een macht heeft op grond van de onwetendheid van het object van zorg. Daarin is de wetenschap tot kerk geworden: haar dogma verpakt in wetten van cognitieve waarheid. In die, haar cognitieve waarheid is zij, de wetenschap legaal, juist. Maar hoe verhoudt die cognitieve waarheid, gedekt door normatieve juistheid, zich tot expressieve waarachtigheid waarin de kwaliteitsaanspraken op het leven van een onmondige patient verborgen liggen.2 Wie staat er aan de kant van het onmondige leven? Kunnen we onderscheid maken tussen diegene die het lijden plagieert en diegene die lijdt? Ik tracht mijn plaats te bepalen aan de kant van de onmondige omwille van zijn kwaliteits- en expressieve aanspraken op het leven. Hem of haar helpen die aanspraken te formuleren is een opdracht van de hulpverlening. Wetenschap Deskundigheid als onmiddellijk resultaat van wetenschapskennis is een soort `smog' van angst -maar ook van veiligheid- boven het denken geworden. Angst en veiligheid zijn als elkaars complementaire componenten, dé bouwstenen van een -inmiddels onbetaalbare- verzorgingsstaat. De mensheid staat een waardevrije wetenschap ter beschikking, maar ook die wetenschap is autoritair wanneer ze zich uitsluitend in haar eigen vertogen verschanst. De wetenschappelijke ontwikkeling, eind middeleeuwen - begin renaissance, stond al vrij snel los van de invloed van de kerk. Maar betekende dat nu onverkort dat met die vrije en onafhankelijke ontwikkeling wetenschappers geen ethische verantwoordelijkheid hadden voor de kwaliteit van leven? De wetenschap heeft haar vrijheid geclaimd om onder de invloed van de kerk uit te komen. De grondstructuur van de wetenschappelijke ontwikkeling maar tevens ook van haar waardevrijheid is een mathesische redeneerwijze die teruggaat op een zuiver, wetmatig, natuurwetenschappelijk en causaal redeneren dat -naar mijn overtuiging terecht- haaks staat op de mythische, oncontroleerbare en onaantastbare argumentaties omtrent het menselijk leven en de menselijke waardigheid van de kerk. Deze zuiver wetenschappelijke argumentatiemethode is meer als reactie op de kerkelijke hegemonie op te vatten, dan dat zij met een betrokkenheid op de taal van mensen, op zeggingswil3, op het kunnen democratisch redeneren en debatteren, op vrijheid en mondigheid, te maken heeft. De zuiver wetenschappelijke methode is ontstaan los van een intermenselijke, relationeel debat van beleefde werkelijkheid, geïsoleerd van een praktische context. De wetenschap heeft mij ook niet geholpen over mijzelf te denken, biedt zelfs weerstand wanneer ik over mijzelf wil oordelen. Zij stelde mij niet in staat het gesprek met mijn broer te voeren. De wetenschap sloot mij en mijn broer buiten want van zodra zij de autoriteit over mij nam was ik, op mijn beurt, opgenomen in een vertoog zonder eigen, persoonlijke taal. Het Franse begrip voor vertoog, discours, zouden we kunnen opvatten als verwijzend naar of afgeleid van het werkwoord discourir, dat lopen en bewegen betekent. In de betekenis van bewegen wordt verwezen naar een gebeuren. Binnen het wetenschapsvertoog, of het nu gaat 2 Habermas, Theorie des kommunikativen Handelns 3 Zeggingswil: de onbedwingbare drang er te zijn in spreken. Vgl. Conflict en inter-esse, Hoofdstuk II over exacte of menswetenschappen, hebben we te maken met een denken dat lopen en
bewegen als gebeuren uitsluit als een te interpreteren werkelijkheid. Wanneer het cogito ergo
sum van Descartes vertaald wordt met: ik (her-) ken, dus ik ben, wordt het aspect van tijd en
ruimte, van lopen en bewegen in evoluerend gebeuren niet uitgesloten want: ik kom/ga als
kennend wezen in beweging. In dat kennen schuilt het gebeuren. Wanneer ik echter ophoud
te lopen of te bewegen en mij niet langer begeef op wegen en sporen tussen A en B, resteert
slechts een statisch denken. Daarmee is de beweging van het getuigen uit het kennen en de
getuigende herinnering uit het gebeuren waardoor er alleen een repetitie, een repeteren van
hetzelfde overblijft dat dan ware en universeel geldige kennis oplevert. Het ervaringskennen
daarentegen is zowel betrokken op een zeggingswil als op herinneren, op het kennen van het
nieuwe, en is daarin selectief.
In de medische wetenschap wordt er over het leven van anderen geoordeeld. Daarmee loopt
de medische wetenschap op twee benen: op dat van de rechtspraak enerzijds en dat van de
verzorging anderzijds. Wanneer iemand in de rechtspraak niet bij zijn volle verstand is gaat
het rechtsproces niet door. Degene die het betreft moet in de rechtspraak toerekeningsvatbaar,
bij zinnen zijn, omdat hij/zij mee oordeelt over het verloop van de rechtsorde. In de gees-
telijke gezondheidszorg geldt een dergelijke orde niet. Het zou uitsluitend aan de rechtspraak
voorbehouden moeten zijn om in geval van faling uitspraken te doen over anderen.
De mens- en leefwetenschappen daarentegen zouden zorg moeten dragen voor het creëren van
ruimte en een wereld waarin de ander, als persoon, uitspraken over zijn eigen leven doet.
Onderzoek binnen een vrijer circuit van denken, betrokken op een kwaliteit van leven, -want
hier gaat het mij om-, waarin onderzoekers niet gebonden zijn aan een ideologische legitime-
ring van hun onderzoek maar daarentegen zich verplichten aan een ethische verantwoording
voor en concretisering van de resultaten van exact wetenschappelijk onderzoek naar de prak-
tijk van het menselijk handelen, zou zich moeten richten op het dichten van de kloof tussen
theorie en praktijk. Maar onder de smog van angst en veiligheid, onder het juk van de
maakbaarheid en beheersbaarheid van de wereld en de mens, groeit het wetenschappelijk en
technologisch vernuft enerzijds en broeit discriminering anderzijds omdat de logica van sys-
teemdynamieken, naar hun grondstructuur, de logica van individuele aanspraken en
problemen uitsluiten.
Broederschap
Wat mij hierbij voor ogen staat, gaat terug op de Franse revolutie, op de fraternité, op de
relatie van de één tot de ander, op het inter-esse. De twee andere principes liberté en égalité,
uitmondend in de totstandkoming van een nieuwe klasse, de burgerij, hebben in hun
maatschappelijke concretisering enerzijds wél geleid tot een betere verdeling van goederen,
tot sociale zekerheid en gelijkheid maar anderzijds niet tot een denken en realiseren van
broederschap als kwaliteit van de relatie. Het debat gebeurt nog niet tussen de broeders en de
zusters - onze democratie staat daarom op lemen voeten. We zouden kunnen zeggen dat
liberté en égalité inmiddels wél geïncarneerd zijn in ons economisch en politiek systeem ter-
wijl we de fraternité de `leefwereld naast de systemen' zouden kunnen noemen. Dat is nog iets
anders dan solidariteit. Solidariteit heeft met soliditeit, belichaming en tastbaarheid te maken.
Solidariteit, begrepen en gerealiseerd binnen het marxisme, heeft uiteindelijk slechts
geresulteerd in een tweede ijskast, een auto en TV, en niet in een daadwerkelijke broeder-
schap; namelijk een emancipatie van de relatie waarin niet de sekse-en functiegebonden rollen
maar menselijke broeders in debat, in gesprek, in verandering centraal staan. Fraternité
verdraagt geen hiërarchie maar erkent gemeenschappelijke belangen: recht op voedsel, recht
op informatie, recht op mening. In de fraternité is men aanspreekbaar op het anders zijn van
anderen. Zoals ik fraternité versta doet het, in het betrokken zijn op uitwisseling met het andere, beroep op de bereidheid tot erkeninning van het verschil, op de bereidheid conflicten op te sporen, op de bereidheid tot samenwerken. Angst als basis voor samenwerking werkt ondermijnend. Liberté is gerealiseerd in democratische structuren (geeft nog mogelijkheid om recht op bezit te handhaven los van een maatschappelijke realiteit), égalité is gerealiseerd in sociale rechten, wettelijke bescherming, gelijke behandeling van man en vrouw; maar broederschap is maatschappelijk, emotioneel en relationeel niet gerealiseerd in de vorm van een persoonlijke emancipatie in bekwaamheid tot het erkennen van de ander/het andere. In de relatie van de één tot de ander moet die vrijheid worden gerealiseerd.4 Het andere, zowel buiten als binnen het steeds veranderende ik, toelaten dwingt de persoon steeds opnieuw te reflecteren op zijn staan in de wereld. De relevantie van de reflectie op de eigen bele-vingswereld in relatie tot de praktijk van zowel de politiek-historische en persoonlijke realiteit van het andere alsook die van de reflecterende persoon kunnen we maar toetsen wanneer die persoon zijn gedachten articuleert via een performatieve5 transformatie van zijn ervaringswereld. Plagiaat In dit betoog wil ik mijn these verdedigen dat het niet zinvol is ervan uit te gaan dat lijden uitsluitend iets is dat verholpen moet worden, dat lijden geen onderdeel zou kunnen zijn van een gelukkig leven, dat niemand meer hoeft of moet lijden anno 19946. Plagiaat staat broederschap in de weg omdat het niet spreekt van een zelf maar lawaai is van een vertoog. Wij zijn slechts zusters en broeders voor zover wij, ieder van ons, zelfstandig en van onszelf sprekend met elkaar in debat gaan over gemeenschappelijke waarden en problemen. Dat debat zoekt grondige verschillen op, sluit die tenminste niet uit. Is de hulpvraag van diegene die lijdt een vraag die gekweekt en geconditioneerd is door een bepaald modernistisch vertoog? Ik zei ooit: `neem mij vooral mijn pijn niet af', omdat dat nog het enige signaal van mijn eigen oordeel was over hoe ik wilde leven. Aan pijn zijn grenzen. Maar hoe moet ik die pijn verstaan? Als ik pijn heb, wat wordt ik dan geacht te voelen? Dacht ik. Ik heb mijzelf afgevraagd: is wat ik nu voel wat ik echt voel. Of wordt ik geacht dit te voelen door het vertoog van de pijn? Of door het vertoog van de medische wetenschap of dat van de natuurkunde, of dat van de biologie, of dat van de fysiologie? Wie spreekt er in mij als ik pijn heb en wie spreekt er in mij als ik lief heb. Ik? En hoe kan ik ooit weten of ik het ben? Ik noem het een misverstand hulpverlening, met name in de geestelijke gezondheidszorg, voor een belangrijk deel af te stemmen op het opheffen van lijden. De therapeut moet niet een toevoeger zijn maar meer iemand die het articuleren van de hulpvraag door de hulpvrager begeleidt. De therapeut als iemand die helpt ontsluiten, die weliswaar informatie verwoordt die misschien aan diegene die vraagt, aan diegene die wil spreken, ontgaat. Het gaat er niet om pijn ongedaan te maken of te discrimineren. Wat gebeurt er wanneer ik de pijn om mijn broer in mezelf ongedaan maak? Ik schreef ergens Als ik thuiskom vermoord ik hem en de daarop volgende 500 pagina's vroeg ik mij af: wat moet ik doen om niet te doden?7 Is de pijn 4 Passion, Unger, p. 196-197 5 Het begrip performatief is ontleend aan de theorie van Austin in How to do things with words, pag. Zoals ik het begrip performatief gebruik kan gelezen worden in Conflict en inter-esse, p. 383 waar het vormprincipe in feite de performatieve taaldaad is waardoorheen en waarin de persoon zichzelf steeds vorm geeft, zich stelt en daardoor in het gebeuren voor de ander herkenbaar wordt. Ik kom hier, en ook op de vorm-gedachte, later in deze tekst nog terug. Tevens verwijs ik hier naar het artikel `Naar een meetkunde van het gebeuren' in: Grens 94, grenzen van mensen, p.202 6 Zie Heleen Dupuis, artikel in Opzij en van Dantzig, Psychotherapie, een vak apart p. 110: In de beleving van het lijden is als het ware het verlangen naar het opheffen ervan gegeven. Dat is essentieel bij de definitie. 7 Leo Beyers, De mannen van de regen, typoscript, niet gepubliceerd hier niet de humus, een vorm van sterven van mij aan de overleving-in-rechte van mijn broer? Hoe kan zijn leven anders in mij zijn waarde hebben en behouden? Voordat we de pijn ongedaan kunnen maken is er eerst een fase van articulatie en debat noodzakelijk. Het gaat er in ieder geval om dat de vraagstelling van de hulpvrager recht gedaan wordt en pas dan, als die vraagstelling er niet is of nog niet duidelijk is, blijft mijn hulpverlenende attitude steken in een assumptiepositie. Dan ga ik, vertrekkende van het 'vermoeden dat', ook interpreteren en ga ik uiteindelijk, zonder de assumptie afgevoerd te hebben (dat moet in het gesprek gebeuren) iets toepassen op de hulpvrager wat misschien bevestigend of misleidend werkt. Mijn broer diende zich volgens mij via een plagiaat op het lijden bij mij aan. Wat zal de kwaliteit van ons verder samenleven zijn wanneer ik zijn plagiaat, als assumptie, op z'n minst in mij niet afvoer uit mijn conclusies, uit mijn pijn? Ik zal hem óf vermoorden óf voor altijd ontgoocheld de rug toekeren, hem uit mijn leven discrimineren, verwijderen, uitsluiten. De kwaliteit van onze ontmoeting wordt recht gedaan wanneer ik op de nog niet gelezen mogelijkheden selecteer en mij adaptief open voor zijn nog onverstaanbaar anders zijn. Niettemin blijft, ik moet het toegeven, dat daarmee zijn weg naar mij nog niet gegaan is. Dat zijn weg een voor mij onbegrijpelijke blijft. Het drama voltrok zich toen hij, vóór het vinden van die weg naar mij als ander, van mij wegging en vastgekluisterd aan het doodsbed van de gekke, overleed. Het vertoog van de empatische `verzorging' voltrok onomkeerbaar de wet van het noodlot. Mijn broer legde het niet meer aan met mij, was daartoe niet meer fit genoeg. Ik op mijn beurt heb tot na zijn dood uit de architectuur van zijn leven de vorm gelezen8 waardoor ik op zijn bestaan als het ware constant muteer als ik aan hem denk, dit opschrijf. Ik ben dit ook nu nog steeds en niet aflatend aan het verstaan. Om het plagiaat op het lijden te kunnen verstaan is het noodzakelijk eerst een onderscheid te maken tussen pijn en lijden. Pijn op zich, als fysieke pijn, is te beëindigen, is nog betrokken op een biologische impuls en reflex. Uit een diep lijden kunnen te vaak, te velen van ons enkel ontsnappen via de dood. Een definitief einde. Denken over lijden is dan vergelijkbaar met denken over liefde, waardigheid, respect en recht. Heersende vertogen over liefde en lijden geven mij passieve modellen op waarlangs ik onvermijdelijk onder invloed kom van haast pornografische inzichten. Hoe kunnen we anders denken over bijvoorbeeld liefde dan vanuit tucht of haar tegendeel, ontucht, pornografie? In onze westerse maatschappij hebben we vaak lief vanuit een plagiaat: we kunnen liefde verstaan vanuit een groot verhaal, vanuit de kerk, vanuit de vader, vanuit de goeroe. Zij vertellen ons hoe we moeten liefhebben. We komen in verwarring wanneer onze passie, een directe impuls naar het persoonlijk oordeel, aangeeft dat we niet in staat zijn tot liefde maar enkel tot nabootsing; een pornografische scène. Daarin zijn niet de liefhebbenden aan het woord maar is het een bepaalde orde, een groot verhaal dat ons handelen conditioneert. Liefde herken ik in een vorm van intense en innige bereidheid tot samenwerken, waardoor de mogelijkheid gecreëerd kan worden spanningen en gemeenschappelijke belangen op te sporen, het conflict beleefbaar, voelbaar en zichtbaar te maken en afspraken te maken op basis van die samenwerking. Daarin zie ik ook voor mijzelf het verschil tussen toeschouwer en getuige. Een toeschouwer is niets verplicht aan het gebeuren dat hij toeschouwt. Hij voelt zich niet verantwoordelijk en tot niets verplicht. Hij kan daardoor een afstand bewaren zoals een wetenschapper en zonder legi-timatie zijn eigen gedachten toepassen op datgene wat hij denkt waar te nemen. Hij hoeft niet aanwezig te zijn. De getuige daarentegen is steeds getuigende, is als getuige bezig van het gebeuren waar hij op betrokken is, te getuigen. Vroeger was tijdens de rechtspraak de getuige diegene die er op toe moest zien of er goed recht werd gesproken. De getuige was dan niet de kroongetuige à charge of décharge, niet betrokken op de anekdotische feiten van de vermeende misdaad, maar getuige door de erkenning van zijn aanwezigheid, `it happens now'. Ik verwijs hier bovendien naar Pylades de stille getuige, vriend van Orestes, in het gelijknamige stuk van Sophocles. Pylades spreekt het hele stuk geen woord, hoewel hij steeds samen met Orestes aanwezig is. Vandaar dat in het getuigen de spanning die het verloop van de tijd oproept altijd aanwezig is; zal ik het kunnen vasthouden? Zal ik het me kunnen herin-neren? Is wat ik zie itereerbaar? Straks. Nu? Morgen? Kan ik datgene wat ik zie spreken? De verantwoordelijkheid voor het getuigen eindigt niet. Netzomin als het lijden eindigt. Vanaf het moment dat we getuigen plagiëren we het gebeuren niet langer, omdat we in het getuigen ons onderscheiden van een dwangmatige imitatie. Dat betekent tevens een sleutel in de geschiedenis namelijk: daar waar de nabootsing gestopt is staat de deur via het getuigen open voor de handeling naar een eigen oordeel. Het getuigen vraagt om een emotioneel judgment, vanuit een thymotische9 betrokkenheid op het gebeuren. In de hulpverlening, als therapeut, als medewerker/begeleider in een proces zijn we verplicht een Pylades10 te zijn, de sleutel om van de mimesis naar de handeling te denken. Pylades, de vriend van Orestes, wordt in de Griekse toneelstukken opgevoerd als de zwijgende getuige. De therapeut zou moeten afwachten in zwijgende stilte in de hoop dat iemand zijn eigen informatie wil opzoeken en weten. De therapeut is daarin een Pylades waarin hij de grens niet overschrijdt daar waar het andere zijn informatie opzoekt. De therapeut is dan getuige opdat iemand, de hulpvrager, zichzelf recht doet en er recht zou geschieden. Hierbij dient wel gezegd te worden dat de verantwoordelijkheid van de therapeut daarin ligt dat hij erop toeziet niet louter toeschouwer te worden in zijn zwijgen. Betrokken op een hulpverlenerssituatie betekent getuigen dat de hulpverlener evenzeer van zijn waarneming spreekt en de hulpvrager uitnodigt zich steeds opnieuw te ontwerpen in zijn leven. A Ontwerp11 In het ontwerpen moet ik denken aan vissers die hun netten uitwerpen om vis erin te (ont)-vangen en binnen te halen. De objectiviteit van een gebeuren hangt samen met het zich ont-werpen in dat gebeuren. Pas wanneer men iets van zich werpt in tijd en ruimte, wanneer men zich stelt, een plaats verschaft, kunnen we ons een oordeel verschaffen over de betekenis van dat werpen en kunnen we de objectiviteit van het gebeuren vaststellen. Ik kom tot het werpen en ontwerp via een analyse van het woord ob-ject waarbij de tweede lettergreep ject verwijst naar het iacere (Lat.) dat werpen, slingeren, toewerpen, opwerpen, uiten betekent. Wanneer het ontwerp van de hulpvrager niet centraal staat zijn de grote verhalen, het voorbedachte, de verborgen agenda van de therapeut dominant en drijven zij de hulpvrager naar het plagiaat. Wanneer het eigen ontwerp in het leven niet centraal staat, zoeken emotie, lust en zin het asiel op om zich uit te drukken. De deviant localiseert zich via zijn symptomen ten opzichte van zijn omgeving. Zijn wereld van verstoring is een asiel; een verbanning uit het geordende `normale' leven. De deviant vraagt in feite om een decodering van zijn (en dat van anderen) ontregeld spraaksysteem en andere communicatiesystemen (om kolonisering en het bezet zijn 9 Met Thymos verwijs ik naar het boek Einde van de Geschiedenis en de laatste mens, Francis Fukuyama waarin de auteur het begrip gebruikt in de betekenis van verontwaardiging. 10 Pylades is als theaterfiguur een schakel tussen het gebeuren - achter het toneel bijvoorbeeld wanneer Klutaemnestra vermoord wordt - en het passieve publiek dat door de aanwezigheid van "getuige" Pylades tot echte getuige, getuige als oordeel, wordt opgeroepen. 11 In Conflict en inter-esse kom ik in Hoofdstuk I, via een analyse van het begrip geest naar het Franse begrip geste. Geest, niet te verstaan als huis van abstractie, van denken, van onstoffelijke zelfstandigheid, maar als daad, als ontwerp in het leven. La geste (Fr.): daadwerkelijkheid, gedraging, gebeuren, geschieden, p. 29 van het oordeelsvermogen) te signaleren. Wanneer we als hulpverlener dat risico met de
hulpvrager niet aangaan maar integendeel vasthouden aan de kunde van onze functie wordt de
deskundigheid van de dokter de maatstaf in het verloop van een hulpverleningsproces en drijft
hij: de dokter, de therapeut, de psychiater, de deskundige, de hulpvrager naar het plagiaat.
Alles wat niet itereerbaar is, herhaalbaarheid betrokken op her-kenbaarheid, alles wat er
tussen mensen gebeurt en waarvan niet te getuigen is, drijft richting plagiaat. Zodra het
gesprek ophoudt resteert een verval in grote verhalen en blijft de persoon-in-ontwikkeling
steken in imitatie en plagiaat. Een persoon moet zich ontwerpen in de wereld, zich vorm-
geven, in de tijd, in de ruimte, in het gebeuren bestaan en participeren omdat hij anders in het
dingmatige blijft ronddolen en slechts kan beantwoorden aan wat de grote verhalen voor hem
aan aan-te-koppelen waarden hebben klaargelegd.
B Misverstaan
Geheugen (of is het intelligentie) leest waarneming, gevoel en presentie, primair en hoger
bewustzijn, bij elkaar. De taal zie ik daarbij niet als het middel ter beheersing van het
misverstand maar als communicatie, als spreken, als een tegensprekend gebeuren. De taal als
middel ter beheersing van het misverstand verwijst naar een begripsvertoog van het woord
waarin alleen een eenheid van betekenis geduld wordt met als resultaat een verdoezeling van
het misverstand. Taal is ontstaan in en dankzij het misverstand. Daarmee is het noodzakelijk
het misverstand, dat er onomstotelijk is tussen mensen, te blijven erkennen zonder het als een
kwaad te onderdrukken. Een overbrugging van het misverstaan vraagt om een brug die aan
beide kanten open gaat. Het misverstand, het misverstaan, evenals lijden en liefde, evenals het
leven is een aaneengeregen keten van conflicten en confrontaties en maakt tegelijkertijd een
essentieel onderdeel van dat leven uit. Zoals we ongestraft over een metalen paal, natte regen
of kokend water ware uitspraken kunnen doen, kunnen we dat over lijden, misverstanden en
geluk niet. Zij verwijzen naar een toestand. Die toestand is persoonlijk en is bovendien een
toestand die gebeurt. Wie daarvan getuige is en daarvan wil getuigen begeeft zich in een
rechtspraak: een actief, sprekend gebeuren waarin het gebeuren de getuige in de
omstandigheden brengt het te reflecteren gebeuren op te roepen, te herinneren. In zijn
getuigen stelt de getuige zijn aanwezigheid tijdens het te itereren gebeuren van toen nog eens
in het nu van de rechtspraak. Het wezig, het zijn, staat niet de afstand van een toeschouwer-
wetenschapper toe.
C Gesprek
Tot hiertoe heeft de deskundige in de psychologie een oordeel over de geest van de ander. In
de communicatieanalyse-gesprekken die ik voer treed ik daarentegen terug en hoop dat de
ander een oordeel over zichzelf vormt. Jij weigert een oordeel over je eigen leven te vormen,
want jij schrijft je niet in. Je zet je handtekening niet. Jij betekent niet. Je bent een virtuoos in
het.
Omzeilen
Ja. In het imiteren, plagiaat plegen. Niet alleen om te omzeilen, maar je misleidt. Daarom is
iedereen je vijand
Ja
Je gebruikt het leed van je vader om een kampwachter in je eigen leven te zijn. Want die is
onaantastbaar, ontsnapt aan de dood. Want jij zal zèlf zeggen wie er naar de ovens moet. Je
doet dat onder het mom van het leed van je vader. Ik denk dat het zo ver gaat, niet zo bewust,
maar omdat jij met je vader niet de symbiotische relatie kan hebben die je wil, word je de
kampwachter die zijn leven moet vernietigen want daar zal hij wel naar luisteren. De zorge-
loosheid waarmee jij leeft, vind ik gewetenloos, horribel, als een kampwachter. Daar zijn geen
goedkope tranen aan besteed. Kun je volgen? Ja Ik kom op die kampwachter via de uitspraak dat jij mij tot een agressie uitlokt waarvan ik denk: als ik daar aan toegeef, zal ik niet voldaan zijn vooraleer je dood bent. En dat is een kampwachter. Dat is een beul. In het plagiaat, ben jij die beul. Dat is horribel Maar het heeft niks met mij te maken, eigenlijk Nee nee. Heel die projectie op mij heeft niks met jou te maken, behalve met je angst. Maar anekdotisch feitelijk heeft hij niks met jou te maken. Ik kan geen enkel feit bespeuren van jou. Die, jouw feiten, heb je verzwegen naar mij toe. Je vertelt niet jouw leven, je vertelt altijd het leven van een ander Ja (stilte) Het is complex hè? Er zijn voor mij ook heel weinig feiten voor mijn leven Precies, waarom zou je dan leven? Ik heb er vandaag wel een paar genoemd, feiten van jouw leven, de dingen die jij doet. Waarvan ik wil weten waarom je ze doet. En of je het er mee eens bent dat je ze doet. Of je ze kunt herkennen. Niet als bekentenis Nee Ik heb geen absolutie in mijn broekzak zitten, die ik willekeurig tevoorschijn tover om jou te verhelderen. Dat is iets wat je zelf moet doen. Ik zit hier niet om iets te doen waarin jíj te vervangen zou zijn Nee Ik zit hier om jou te vertellen wat het met mij doet. En hoe ik mijn weg zoek. En mogelijk dat jij daar je voordeel bij doet. Het is een lange weg, een andere weg dan de medische weg Ja En ik ben in het begin voorzichtig geweest. Ik wilde beslist die medikaliserende kant niet uit maar nu weet ik heel goed waarin het dus verschilt. Het verschilt echt in het niet denken over de ander. En dan ben ik met jou tot aan het graf moeten gaan, het graf van jouw vernietiging, om te zien wat het mij deed. Of ik de beul wilde zijn die jou erin schopte. Die jou het nekschot gaf. Je roept zo'n agressie op dat als ik eraan begin die te voltrekken, ik geen voldoening zou kunnen krijgen tot je dood bent Ja ja Dat is nogal wat dat je me die agressie doet voelen Maar die voel ik dus ook naar mijzelf toe Ja, maar ik doe daar iets mee, namelijk dat ik dit vertel. En jij besluit daaruit, jij trekt daaruit conclusies zonder geanalyseerd te hebben. Dat is een strategie. Dat is het plagiaat Ja. De misleiding Dat is het plagiaat. En dat is ook willekeurig weg als het niet over verantwoordelijkheid gaat. Dan heb jij geen probleem. Dan heeft een ander altijd een probleem met jou. Maar als jij niet bereid bent en er niet toe overgaat jezelf deze analyse cadeau te doen zal dit zich monstrueus herhalen. Oeverloos. Daar is zelfs geen symbiotische relatie mee mogelijk. Omdat de intelligentie van de mens toch te ver is. iets of wat mens verdraagt dit niet Ja Ik kan mij geen Nazi voorstellen die deze gedachtengang zou opbrengen. Begrijp je? Die handelen direct, in naam van hun volk en vaderland en daar zijn de dingen duidelijk voor. Voor jou zijn de dingen ook duidelijk. In het plagiaat dat je pleegt, geef je je over aan je verdriet. Zoals een moordenaar zich aan zijn drift over geeft, zoals een neuker zich aan zijn lust overgeeft. Ik wil een uitspraak daarover zwart op wit van jou, dat je naar die afspraak gaat leven. En als jij dat niet van plan bent dan vind ik dat je moet gaan. En als je mij uitlokt jou weg te sturen, dan lok je me uit jou te vernietigen. Ik heb al bewezen dat ik dat niet zal doen. Maar dat ontslaat jou niet van de verplichting je uiteen te zetten met de feiten die je doet. Zolang je geen bevrijdende relatie met me opbouwt, bouw je aan een schuld. Maar voor de annexatie van het verhaal van een ander, van de pijn van een ander, heeft iemand een reden. In naam van dat plagiaat zijn we vrij om onze gang te gaan in volledige anonimiteit. Je schrijft jezelf niet herkenbaar in. Je haalt er een streep door. En zet je in de randverschijnselen van iemand anders zijn leven, wat niet bewijsbaar is. Ja Ik wil dat je je daarover feitelijk uitlaat. Zwart op wit. Dat je je daar op intekent. Deze band is getuige of dit moreel klopt wat ik nu doe. Ik moet bij jouw verantwoordelijkheid terecht komen. Bij jouw antwoord. Als je niet kunt vertrekken vanuit een respect voor jou, dan wil ik wel vertrekken van een respect voor mij. En daar ontsla ik je niet van Nee Als je jezelf alsnog zou willen dood doen, tot daartoe, maar van mij moet je afblijven. Dat doe je niet. Is dit voor jou te denken wat ik allemaal zeg? Ja, euh. Ik vind het belangrijk dat het uitkomt bij iets wat ik zelf doe, en niet bij iets wat een ander mij heeft aangedaan Dat is het enige wat interessant is, wat jij zelf doet Ja Ik krijg een deal van jou, een afspraak, een perspectief naar de toekomst toe Ja. Bedankt voor het gesprek Sterkte D Vader Om beter over het plagiaat te kunnen denken wil ik terug naar de positie van de vader. In zoverre de grote verhalen de castratie, het afgesneden zijn van het eigen oordeel in stand houden, zijn zij de vader: een vader die machtsdronken zichzelf overschat en zijn wil oplegt. De wil van de vader staat dan tegenover de intrinsieke zeggingswil van de persoon. Onze intrinsieke zeggingswil en genetisch materiaal zijn zozeer gericht op verandering en ontwikkeling dat zij die castratie niet verdragen. Wanneer het genetisch materiaal gehinderd wordt in datgene waarvoor het geconcipieerd is, dan blijkt de materie zelf te protesteren. Het conflict tussen intelligentie van de materie (gericht op transformatie) en culturele ontwik-keling eindigt te vaak in een gesmoord verzet, de wortel van het lijden. De vader als een freudiaanse Oedipusvariant is te begrijpen als een jaloerse echtgenoot die zo afgunstig is ten opzichte van de baarmoeder van de moeder dat hij niet kan stoppen met penetreren, met het willen `maken' van het kind. To addict: verslaven. Ad-dicere: tot slaaf maken aan de schuldeiser. De vader is de schuldeiser. Hij verslaaft zijn kinderen door hen in te schrijven naar zijn beeld en gelijkenis. Het kind wordt concreet verbeeld door de vader. De verslaving zie ik als een vorm van zelfdestructie die leidt naar het plagiaat: we plagiëren diegene die ons castreert zonder het te weten. We zijn gehoorzaam-aan, in een cercle vicieux van imitatie en identificatie, zijn daarop geconditioneerd en zijn de aansluiting bij de eigen creativiteit kwijt; gesteld dat wij daar voorheen ooit al bij waren. Castratie versta ik als imitatie waarin we tot naprater van onze producent zijn geworden: daarin zijn we leidenschaftlich gebonden, een meevoelend produkt en sympatiseren met het lijden van de vader. Alle verslavingen zijn een symptoom van deze castratie. Castratie van de zeggingswil is genoeg reden tot geweld. De waardigheid van de mens ligt in het zich ont-werpen: ik denk hier aan de metafoor van de duif die terugkeert met een twijg van vrede in de snavel als stille getuige van de woonbaarheid voor onze verlangens12. In het ontwerpen, ont-gaan rukken we ons steeds weer los van de 12 De duif (geest) die in de lucht geworpen wordt en wanneer die terugkomt informatie over het andere - waar zij geweest is - bij zich draagt. De ark van Noe is het verhaal dat hiermee ingeluid wordt: het begin, à recommencer, het bedoelingen van een ander, ontsnappen we zo mogelijk aan het verslaafd zijn door de ouders, bevrijden we ons wellicht opstandig uit de autoritaire fantasie van de vader. Een rede tot dat ontwerp ligt in de passie, de zin van het leven. Via de passie, via de emotie, via dat wat ons beweegt kunnen we onze oordelen beproeven, to examine. Zoals de veranderende materie in haar gedrag bewijst dat er in haar iets is dat niet gehoorzaamt aan wetmatigheden, is uit-eindelijk datgene wat wij verlangen, niet in een vertoog op te sluiten. De persoonlijkheid die de passies kan beleven is een persoonlijkheid die in staat is tot zelfbeschouwing. Reflectie op het zelf is het vermogen heen en weer te bewegen tussen twee ervaringen van het zelf. Geen van deze beide ervaringen kan de andere verdringen en ze kunnen evenmin allebei geïntegreerd worden in één enkel samenhangend systeem. Hun samenhang is counterconceptual. Bewustzijn is ten dele het gevoel dat men het middelpunt van de wereld is. Vanuit dit egocentrische oogpunt van het bewustzijn krijgen de andere mensen een mindere graad van realiteit toebedeeld. Zij zijn vaag analoog aan het eigen zelf, doelwitten van je waarneming of je streven en stippen in een netwerk van persoonlijke en sociale relaties dat zich uit je onmiddellijke zelf-ervaring naar buiten uitstrekt. Op die wijze is de mensheid verdeeld in twee categorieën: jijzelf en alle anderen13 De zin Hun samenhang is counterconceptual verwijst mijns inziens naar het feit dat de twee modernistische concepten van het zelf: zowel centrum van de wereld alsook onder-deel van een gemeenschap zijn `uitsluitend' conceptueel zijn. Die twee niet uitwisselbare, niet adaptieve afgeleide ervaringen van het zelf zijn dichotomisch en kunnen -zo opgevat- niet op verandering betrokken zijn.14 E Passie Met de reflectie kunnen we ons afvragen: wat gebeurt er? Zo niet dan is de gebeurtenis een bevel. Nou kan een gebeuren onomkeerbaar zijn; bijvoorbeeld wanneer een naaste verwante sterft. In dat geval zal ik toch een lange tijd moeten denken om de juiste toon te kunnen tref-fen, om dat gebeuren, dat onomkeerbare van het sterven te verstaan. Onze emoties, onze passies zijn onomkeerbaar en zijn daarin judgments, oordelen: een passie van haat, een passie van liefde. Dat wat iemand betekent voor mij weten we (ik) in en via een passie, dat weten we niet op de eerste plaats in rationaliteit. Passie als begrip kan teruggaan op pati(Lat.) = lijden, als ondergaan. Daarnaast zou de betekenis van passie ook terug kunnen gaan op de betekenis van pati door je heen laten stromen dat zou kunnen verwijzen naar patere (Lat.): open staan. Zou daar het woord pater niet vandaan kunnen komen? Hij die door zich heen kan laten stromen en daardoor open staat kan de pater zijn, kan de andere vader zijn, hij die het openen, het ontsluiten via dat openen van zichzelf kan vertegenwoordigen. Dat is iets anders dan louter vader-verwekker te zijn. De vader als verstaander wil iets anders. Hij verstaat het open staan als een onomkeerbaar gebeuren. Openstaan betekent dat we datgene wat we waarnemen overleven verstaan. Op de zondvloed van het misverstaan, het vergaan, de ark van Noë die als enige overblijft en afhankelijk van de terugkeer van de duif weten de mensen of er ergens nog land is. 13 Passion, Umberto Unger, p. 145 The personality that can live out the passions is a personality capable of self-reflection. Self-reflection or conscious-ness - terms used interchangeably - is the ability to move back and forth between two experiences of the self. Neither of these experiences can drive the other out, nor can the two be integrated into a single coherent scheme. Their coexistence is counterconceptual. Consciousness is in part the sense of being the center of the world. Under this self-centered aspect of consciousness other people are credited with a lesser measure of reality. They are shadowy analogous to your own self, targets of your perception or your striving, and points in a network of personal and social relations that extends outward from your immediate self-experience. Thus, mankind is divided into two categories: yourself and everyone else. 14 Louis Sass, Madness and Modernism, p. 365 ook gezien hebben, bereid zijn daar een oordeel over te hebben. Als we dat niet meer kunnen, staan we niet open. Dat zou betekenen dat we tijdens die passie ook informatie kunnen verwerven. De passie vertelt me over, geeft me informatie over, de zin van het leven. Daar-naast helpt de ratio mij over de zin van het leven te reflecteren, maar is geenszins de zin zelf. Zin, zegt Merleau-Ponty ergens, is het verschijnen van de wereld binnen de openheid die wij zijn dankzij deze openheid. Daar gebeurt uiteen-zetting. De performatieve transformatie van informatie in de articulatie: daarin betekent de persoon zijn staan in de wereld via een kwalita-tieve communicatie-act. In de performatieve taaldaad stelt de persoon zich in een articulatie die niemand anders toebehoort dan hemzelf. In die articulatie transformeert de persoon de gegevens door zich heen naar de ander of het andere, gericht op zijn eigen oordeel. Daarin is de persoon onvervreemdbaar van zich: onze passies zijn onze oordelen.15 Een passie gebeurt, lijkt ons in en tijdens het gebeuren te overkomen. Het is iets anders dan rationaliteit. Passie belichaamt zich, maar rationaliteit niet. Rationaliteit zouden we kunnen verstaan als een convertibel instrument tussen twee passionele opponenten die over hun passie reflecteren. Dan is het een convertibel mechanisme, een systeem. Passie kent geen systeem. Rationaliteit is outstanding. Een passie is een instanding experience, een onomstotelijke realiteit in en van de persoon zelf. Zonder inzicht en denken over de intermenselijke en persoonlijke waarde van die instanding experience kunnen we niet over consequenties voor het dagelijks leven denken. Daar gelden andere `wetmatigheden' dan voor rationaliteit. Rationaliteit is te verstaan als een mechanisme, als een systeem, waarvoor een causale wetmatigheid geldt die vooral waarheid betracht. Een passie heeft niet in de eerste plaats iets te maken met een directe reactie op een impuls van buiten, maar heeft eerder te maken met iets als onomkeerbaar ervaren, betrokken op ons oordeel. Het vertelt iets over wat iets me waard is en dat leidt impliciet naar een oordeel. Een oordeel is geen reactie, maar betreft altijd dàt moment van reflectie, inzicht. Een oordeel zonder informatie over de context van het andere is gossip, roddel en leidt naar emotionele implosies. We spreken pas over passie wanneer we in die passie het betrokken zijn op het onomkeerbare, het onomstotelijke van de emotie gaan verstaan en daarin een plaats, een oordeel, hebben. Het openstaan voor informatie, voor de contextualiteit van het gebeuren, is onmisbaar in het beleven van passies. Een dier heeft geen andere contextualiteit dan zijn honger, het seizoen, het gebied waarin het leeft. Dat zijn contextuele aspecten waarover een dier niet kan reflecteren omdat het slechts beschikt over een primair bewustzijn.16 Passie is betrokken op openheid om via die openheid tot een persoonlijk oordeel te komen. Dat persoonlijke oordeel is betrokken op en verbonden aan het steeds opnieuw creëren en herzien van waarden. De waarheid is niet betrokken op waarden maar op universele geldigheid. Als A met de fiets komt, komt H niet. Dat is waar of onwaar voor iedereen. Dat raakt mij niet want dat kan ik passieloos bedenken. Vanaf het moment dat het om waarden gaat, gebeurt er een onomkeerbaar, niet maakbaar, niet mechanisch stuurbaar, gebeuren. We spreken wel allerlei functies naar elkaar toe af met daaraan gekoppelde functionele en maatschappelijk aanvaardbare waarden. Die afgeleide waarden van sociaal maatschappelijke en collectief aanvaarde gemeenschapszin zijn beschermd door ons rechtssysteem. Conflicterende en persoonsgebonden waarden, waarden gekoppeld aan niet voorspelbare, onomkeerbare passie, zijn moeilijk bespreekbaar omdat ze in het gebied van de performatieve transformatie van informatie in de articulatie doorheen de persoon gebonden liggen. Die waarden worden uitwisselbaar gemaakt in de communicatieanalyse-gesprekken.17 15 The passions, Robert Solomon, p. 87 16 Klare lucht, louter vuur, Gerald M. Edelman, p. 147-154 17 Geweldloos gesprek en Conflict en inter-esse, Leo Beyers. In dit boek zijn ongeveer dertig communicatieanalyse-gesprekken opgenomen. Op verschillende plaatsen in dit boek wordt ingegaan op de waarde van deze gesprekken voor de persoonlijke interpretatie van het eigen handelen. De gesprekken zelf zijn een gebeuren, een inter-esse. Als een ouder dit niet denkt kan een ouder nooit verstaan waarom zijn dochter of zoon LSD gebruikt, verdwijnt in criminaliteit, onbereikbaar wordt, kritiek heeft, zelfmoord pleegt, anorexia kweekt, zwijgzaam wordt. Dus waarden zijn gekoppeld aan passies, aan persoonlijke oordelen. De zin van het leven kan niet rationeel worden doorgegeven, de zin van het leven is gekoppeld aan een ervaring. De zin van het leven heeft te maken met en moet gekoppeld zijn aan: zin hebben in, graag doen, graag leven, graag leren. De volgende fase is de ontwikkeling van imitatie, via reflectie, hoger bewustzijn en leerprocessen naar emancipatie. Maar dat emancipatoire gedeelte van ons gedrag, van onze groei naar volwassenheid wordt door de ouders niet als zodanig erkend. De ouders kunnen niet verder dan dat ze hun kinderen zien als imitaties van henzelf. Doen kinderen dat niet dan zijn kinde-ren niet meer van hen. Want het komt nooit verder dan het spiegelende Narcissus-effect. F Gezin Als een kind ophoudt graag te doen of als het niet màg graag doen, raakt het betrokken in een conflict, een onoplosbaar conflict bijna, dat geïntrojecteerd en beleefd wordt als zijnde zijn persoonlijke conflict. Dan ontstaat er een patstelling en is er een onvermijdelijke breuk in het proces van imitatie naar emancipatie, wat tot gevolg heeft dat het kind zich niet kan losmaken van de vertrouwde hechting. Voor het feit dat het kind zich niet kan losmaken wordt de schuld bij de ouders en de verantwoordelijkheid bij het kind gelegd. Dat zou wijzen in de richting van een symbiose tussen ouders en kinderen. Binnen die pedagogie zijn de ouders de versla-vers aan vertogen en geplagieerde, virtuele werkelijkheden en het kind de verslaafde. De niet geëmancipeerde ouder kan niet meewerken aan emancipatie en verslaaft in de plaats daarvan. Ontkenning van deze dilemma's leidt tot het blokkeren van taal, van communicatie waardoor eerder symptomen communicatiestoornissen gaan signaleren dan dat er van uitwisseling sprake kan zijn. Als er niet gekend mag worden, hebben we te maken met een emancipatoir probleem! Ontkenning is in feite een moment van deviantie, een breuk, een moment van misverstaan in de overgang van imitatie naar emancipatie ten opzichte van de ouders. Het is een moment van toestemming vragen en niet krijgen. Die breuk kan de vorm van represailles-maatregelen, structurele afhankelijkheid, diepgaande identiteitscrises, verslaving etc. aannemen waardoor het kind moet vluchten in symptomen om alsnòg zich te kunnen ont-hechten. Symptoom en aangepast gedrag is niets anders dan de verabsolutering van imitatie in verslavende gehoorzaamheid. Onaangepast gedrag is de symptomatische verschijningsvorm van protest-reactie op aanpassing. Welke verschijningsvorm zich voordoet hangt van de om-standigheden af: leeftijd, land, cultuur, rol van de vader, rijkdom (een rijk kind zal zich eerder aanpassen en verslaven aan -het geld van- de ouder dan een kind in armoedige omstan-digheden). De sociale context speelt dus een belangrijke rol in hoe de binding ouder-kind zich stelt. De culturele reden voor het vormen van families was, sinds de Romeinen, een economische band. Sinds de annexatie van de liefde en de opgelegde integratie daarvan in het gezin, door de kerk waarvan het beheer sinds begin negentiende eeuw overgenomen is door normaliserende en disciplinerende effecten van wetenschapsvertogen, is de economische en rationele grondslag van de familie verstrikt geraakt in een onduidelijk liefdesvertoog. Was de familie ooit een economische eenheid, een gemeenschap, een domus (een gesloten primitieve gemeenschap) dan is die noodzaak, de hoeksteen van de maatschappij, nu afwezig; wat we ook terugzien in de organisatie van onze westerse samenleving die voor een belangrijk gedeelte bestaat uit alleenstaanden, bejaarden in tehuizen, studenten op kamers, toenemend aantal geestesgestoorden in inrichtingen, kleine gezinnen kortom een gefragmenteerde leefge-meenschap. Voor iedere categorie mensen bestaat er een maatschappelijke voorziening. Verschillende generaties behoeven geen directe zorg voor elkaar te dragen. De economie is niet verantwoordelijk en draagt geen zorg voor het feit dat mensen vanuit een hoger bewustzijn, vanwege hogere waarden een liefde- en respectvolle samenleving organiseren. Tot nu toe kunnen families dat gesprek naar een geestelijk welzijn, naar respect en liefde voor elkaar niet voeren. Ook in die kleine eenheid van het gezin voeren waarheidsvertogen, categorieën van onderdanigheid en autoriteit, de boventoon. De basis daarvan leg ik in de vader die in zijn beeld en gelijkenis leven maakbaar acht. Wil een familie een gemeenschap zijn waar in respect, liefde en vrede geleefd wordt, dan zal daar een gesprek, als een permanent debat, gevoerd moeten worden op basis van gelijkwaardigheid en uitwisseling naar een denken over samenzijn en samenleven zodat er sprake kan zijn van een communicatieve creativiteit. In de uitwisseling zijn gebeurde feiten op waarschijnlijkheid betrokken; het is nooit helemaal zeker. In een cognitief vertoog zijn feiten op waarheid betrokken dat nooit voor alle niveaus van communicatie kan gelden. Ware uitspraken kunnen we slechts doen over constanten, over zijnden. Wanneer waarheid absolute geldigheid claimt creëert het waarheidsvertoog zijn eigen leugenaars. Tot nu toe is de familie een gesloten eenheid waarin de relaties vaststaan en de bloedbanden gesmeed zijn. Maar wanneer we vredelievend willen samenleven zullen we minstens gedacht en gevoeld moeten hebben dat respect en liefde-aanspraken zijn betrokken op hogere waarden die tenminste door twee of meerdere betrokkenen gedeeld en uitgewisseld moeten worden. Zoniet, is er sprake van een familievertoog waarin autoriteiten, machtsgrepen, bloedbanden en willekeur de boventoon voeren. G Convertibiliteit Om het gebeuren tussen ouders en kinderen te kunnen lezen en verstaan hebben we een grammatica nodig; een meetkunde van het gebeuren die ons helpt dat steeds veranderende gebeuren te lezen. Het gaat om het verstaan. Verstaan is volgens mij cultuur: datgene wat zich ontsluit (het kind dat volwassen wordt, de moeder die haar kind loslaat zonder de relatie op te zeggen) opdat het zich in openheid kan bevrijden. Dat is emancipatie. Nou heeft het menselijk vermogen te kunnen reflecteren over het eigen handelen de mens misleid in de zin dat het 't gebied van de passie en emotie heeft gekoloniseerd en beheerst. Als gevolg daarvan hebben we nog geen taal ontwikkeld, voor iedereen verstaanbaar, die ons toegang verschaft tot dat gebied van de passie. Wetenschapsvertogen bieden tot hiertoe de kennis die ons zou moeten verder helpen in het verstaan van ons passionele leven. Maar zoals ik al eerder beschreef baseren de menswetenschappen zich op reductionistische denkpatronen waardoor interpretatie en verstaan van passie binnen voorbedachte kaders en categorieën valt. Dat leidt tot geweld en onderdrukking maar zeker niet tot een verstaan van elkaar in dialoog. Zoals ik rationaliteit versta, als het convertibele aspect van taal, als navolgbare vertaalsleutel tussen taal en mens, leidt diezelfde rationaliteit nog niet tot het verstaan van elkaar opdat een samenleven mede daardoor en/of daarin mogelijk zou worden. De rationaliteit zou, teruggedrongen naar haar convertibiliteit, een hoog goed kunnen zijn maar in haar westerse hoedanigheid is zij een onderdrukkings- en bij uitstek beheersingsvermogen geworden dat zowel de grondslag vormt van ons vergaand produktie-en high tech systeem als van de menswetenschappelijke benadering van deviantie en outcasts. Wat wordt er onderdrukt? Onze passie en via onze passie ons persoonlijk oordeel. De rationaliteit is -in tegenstelling tot het verlichtingsideaal-tot onderdrukkingssysteem van onze beleving geëvolueerd dat onze passies koloniseert en niet vrij maakt. Voor de bevrediging van onze passie worden we, voorbij aan een rationele orde, gedreven naar artificiële, fetisjistische wijzen van beleving; religiebe-leving, XTC-house party's, SM, pornofilms, voetbalfanatisme, etc., maar dat heeft nog niets te maken met een eigen oordeel, een eigen beleving of een persoonlijke ervaring. In die beleving is er nog geen sprake van uitwisseling. Waar het mij in deze om gaat is: duidelijk te maken dat er voor de wereld van passie en beleving geen orde denkbaar is die zonder uitwisseling tussen mensen, zonder conflict en zonder inter-esse tot stand kan komen. En waarin de rationaliteit als convertibel systeem, als vertaalmechanisme, tussen mensen optreedt en zo de overdraagbaarheid van de gevoelens in gesproken taal begeleidt. Vanwege deze complexiteit lijkt het mij zinvol anders met verzorging en zorg om te gaan. De geïnstitutionaliseerde zorg in onze diverse, hulpverlenende instellingen zou mijns inziens een meer bescheiden plaats kunnen gaan innemen wanneer het conflict, dat er onmiskenbaar in en tussen mensen is, erkend in plaats van miskend wordt. Dus diegenen die in conflict zijn, recht doen in hun beleving. Mensen in conflict moeten zich kunnen heroriënteren en articuleren zonder steeds teruggedrongen te worden in symptomen. Ze moeten uit de symptomen worden uitgeleid naar het verstaan en beleven van hun conflict. Dat is een andere weg. Het plagiaat, waar het hier onder andere over gaat, is eigenlijk een verhevigde verschij-ningsvorm van imitatie, terwijl imitatiedrang eerder opgevat zou moeten worden als een ontwikkelingsfase van het opgroeiende kind. Tijdens de langzame ontwikkeling van het kind wordt de basis gelegd voor de latere passiebeleving. De kwetsbaarheid van het kind in die periode vormt de basis en kwaliteit van hoe het volwassengeworden kind met passies omgaat. Kwetsbaarheid en intelligentie staan in rechtstreeks verband met elkaar waarin de intelligentie zorg draagt voor een scala van verschillende uitwisselingsmogelijkheden op de diverse niveaus van het menselijk handelen zoals bijvoorbeeld: - niveau van de passie: onomkeerbaar - niveau van uitwisselbaarheid: rationaliteit - niveau van reflectie: perceptie en waarden - niveau van communicatie: hogere waarden De betekenis en waarde van het onomkeerbare feit van de passie, de confrontatie met de directe impuls, kan in het convertibele moment tussen waarheid en zin in de reflectie afgewogen worden. Imitatie, het graag leren en graag nadoen van de ouder door het kind zou moeten overgaan in emancipatie. En die emancipatie kan zich op haar beurt alleen voltrekken via de oordelen over de eigen passie. Veelal wordt de realisering van deze ontwikkelingsfase gezien als het resultaat van een rationaliseringsproces maar dat blijkt overduidelijk nooit een garantie voor volwassenwording. Weliswaar kunnen mensen zich, dankzij reflectie- en rationaliseringsvermogen, ontwikkelen tot kundige mensen in een bepaald systeem maar daardoor en daarmee zijn mensen nog niet geëmancipeerd. Die hoog ontwikkelde kundigheid wordt in onze westerse samenleving nogal eens geassocieerd met macht, luxe en privileges. De mens als verantwoordelijk en mondig burger, de mens als hoeder van waarden, staat ten opzichte van die kundigheid op de achtergrond. Die verantwoordelijkheid gaat terug op het oordeelsvermogen. Een gecastreerd oordeelsvermogen leidt tot totale verwarring. Iemand kan zichzelf en zijn eigen handelen maar rechtvaardigen en respecteren wanneer hij voeling met zichzelf heeft zowel in cognitieve, normatieve als expressieve zin. Wanneer de persoon afgesneden is van de passie, van zijn eigen oordeel, ontstaan er wantrouwen en verwarring. Datgene wat zich in het gebied van de passie en het persoonlijk oordeel afspeelt kan niet gemedicaliseerd worden want dan zouden we er vanuit gaan dat beleving ziek kan zijn. Er zijn belevingen die we niet verstaan maar dat verwijst niet meteen naar ziekte. Er is een medicaliseringsmaffia die er voordeel bij heeft dat iets als ziek gezien wordt. Hier komen we aan de convertibiliteit van waarheid naar zin en vice versa. Waarheid en zin werken naast elkaar omdat ze beide betrokken zijn op een andere werkelijkheidsbeleving- en interpretatie: het is als de onfeilbaarheid van de technologie ten opzichte van de feilbaarheid van de mens. Aan die hightech logica heeft met name de psychologie zich vergrepen. De waarachtigheidswaarde van een uitspraak kan tot waarheid worden in het antwoord van de ander wanneer de spreker de waarheid van zijn gezegde in het antwoord van de ander erkent. Daarin ligt de waarheidswaarde van zin. Het gaat dan om het onderzoek naar de realiteitswaarde van de emotionele aanspraken van de mens. In de emotie ligt volgens mij de aandrang tot consensusvorming, in de rationaliteit het middel er tijdelijk vorm aan te geven. De emotie begrijp ik als de energie achter het oordelend vermogen. Rationaliteit op zich mist die aandrang maar is het convergentiemiddel om te communiceren met het andere. Zin staat tegenover waarheid omdat in de zin de dingen pas ten opzichte van elkaar, in relatie tot elkaar waar worden. `Ik heb daar geen zin in' of `Ik doe dat niet graag': in de dimensie van het doen ligt de zin, het oordeel. We moeten het leven niet vervangen door louter reflectie, door louter denken van waarheid. De vraag naar de zin van het leven is een emotionele vraag, een vraag naar het goede leven, een vraag naar het oordeel. Die emotionele vraag is niet in directe zin communicabel maar wordt in een staat van woorden wel communicabel gemaakt. De emotionele vraag laat de zeggingswil toe, gaat naar het oordeel, vraagt naar organisatie, naar een huis, naar een state of appearing. Het rationele discours volgt het perfecte stramien van wat waar is voor iedereen (regen is nat) en kan op die manier een leegte omvatten waarin iedere zin ontbreekt. Als in reflectie geen toetsing aan en bevordering van zin centraal staat dan blijft rationaliteit gereduceerd tot een mechanisme waarin niets meer te beleven valt. Vandaar mijn versie van rationaliteit als een convertibel instrument tussen waarheid en zin. De waanzin van de waanzinnige doet zich voor aan diegenen die slechts toeschouwen, die weigeren te getuigen van hun aanwezigheid toen, die weigeren de tot waanzin gedrevene in hem/haar aanwezig te stellen. De traumatische stapeling van lijden in de waanzinnige (verstoken van zin) kan door de aanraakbaarheid van de getuigen breken. Wanneer de getuige zich aanwezig stelt in zijn spreken van het gebeuren van toen kan dat de waanzinnige binnen het zijn -van nu- halen. Het trauma van de waanzinnige zit en raakt opgesloten in een herme-tisch noodlot, wanneer niemand zich aanwezig stelt in de tot standkoming van dat noodlot. Dat is ook het drama tussen ouders en kinderen. Conclusie Tot besluit wil ik samenvattend nog dit zeggen: Passie is een onbegrepen gebied in de wereld die wij zelf zijn. Passie is een grillige eigenschap van een persoonlijk zelf. Passie manifesteert zich naast en zelfs vaak ondanks ordenend denken. De brug van passie naar denken en omgekeerd dient vrijgemaakt te worden. Biologisch inzicht omtrent evolutie tot passie en bewustzijn kan naast historisch besef leiden tot nieuwe interpretaties van de wijze waarop wij onze wereld maken en onze relaties leggen. Instructie en vertogen zijn geen betrouwbare gidsen. Persoonlijk oordeel en `debat' vormt de scène waarop onze nieuwe inzichten tot stand kunnen komen. Belangrijk is daarbij dat wij de therapeutische gedachte vrijmaken van empatische verleiding en plagiaat om te komen tot een recategorisering en frisse selectie die betrokken is op het andere van het/de ander(e). Passie is geen maat voor niets. Passie is een turbulente grens tussen plagiaat en persoonlijk oordeel. Van die turbulente beleving leren is mijn perspectief. Wat zou het gevolg zijn van het aanvaarden van het denkbeeld dat het `geestelijk leven' van ieder mens werkelijk een concrete lichamelijke vorm heeft; dat het een kostbaar goed is omdàt het sterfelijk is en onvoorspelbaar in zijn creativiteit; dat we sceptisch moeten staan tegenover hoeveel we kunnen weten; dat inzicht in de psychische ontwikkeling van kinderen essentieel is; dat verbeeldingskracht en tolerantie bij elkaar horen; dat we in ieder geval allemaal broeders en zusters zijn op het niveau van evolutionaire waarden; dat morele problemen universeel zijn, maar dat individuele uitingen daarvan uitsluitend worden opgelost door rekening te houden met de lokale geschiedenis? Kan er een moraal met de nodige overtuigingskracht worden gecreëerd in het licht van onze sterfelijkheid? Dit is een van de grootste uitdagingen van onze tijd. Wat onduidelijk zal blijven totdat de neurowetenschap volwassener is geworden, is hoe al deze kwesties kunnen worden gekoppeld aan onze geschiedenis als individuen binnen een nog steeds evoluerende soort. In ieder geval zijn een simpel reductionisme en mechanisme beide uit den boze. Een theorie van het handelen, gebaseerd op de idee van menselijke vrijheid - precies wat er ontbrak in de dagen van de Verlichting - lijkt steeds meer steun te krijgen van de wetenschappelijke feiten.18

Source: http://www.campusgelbergen.be/uploads/publicaties/artikels/plagiaat_op_het_lijden.pdf

Leader

“I was about 50 meters away when it blew up. The blast knocked me off my feet and into the side of a Humvee. I must have blacked out for a minute or two, but when I came to there was nothing left of the vehicle. No remnants; just char and a crater.” When 28-year-old Christopher Harmon was discharged on May 26,2006, after eight years in the Marine Corps, he had a chestful of dec-oration

Microsoft word - rx_bs_for_hsa_plan

YOUR BENEFITS Benefit Summary Outpatient Prescription Drug Missouri 10/30/50 Plan 0H9 Modified Your Copayment and/or Coinsurance is determined by the tier to which the Prescription Drug List Management Committee has assigned the Prescription Drug Product. All Prescription Drug Products on the Prescription Drug List are assigned to Tier 1, Tier 2 or Tier 3. Find individuali

Copyright ©2010-2018 Medical Science